In Januari 1902 werden de immigranten van de besmette „Reynst" en „Tasman" in het pest-quarantaine station te Poeloe Berhala ondergebracht.
Ook later geschiedde dit met de immigranten van het besmette S. S. Tai Choong, eveneens met slechte resultaten.
Ook betoogt spreker, dat verspreiding der immigranten van een besmet schip over de verschillende estates voor het gewest minder wenschelijk is en komt tot de slotsom, dat een behoorlijk ingericht quarantainestation met geneeskundig toezicht etc. het meest wenschelijke zou zijn.
Dit is ook volgens den wensch der planters, die bereid zijn de kosten van oprichting van een dergelijk station te dragen, onder voorwaarde dat het recht worde vastgesteld, hetzij in den vorm van eene uitbreiding der quarantaineordonnantie, hetzij door afzonderlijke regeling der immigratie, om alle immigranten, ook tegen hun zin, zoolang als noodig mocht blijken, aan te houden.
Hij heeft daarom in overweging gegeven het daarheen te leiden, dat van regeeringswege eene regeling voor chineesche immigranten, als wel voor lieden, aangevoerd uit andere streken onzer koloniën, in bovenbedoelden geest worde getroffen, en deelt mede, dat dienaangaande reeds onderhandelingen gaande zijn.
Hierop gaat spreker de verschillende bekende epidemieën sinds 1899 na, aan de hand van officieele bescheiden.
In 1899 in de maanden April en Mei eenige gevallen in Boven Langkat, Tandjong Poera, met onbekenden oorsprong.
In 1900 epidemie in Bindjei; de eerste gevallen betroffen twee ingevoerde chineesche koelies in de maand September; deze epidemie breidde zich uit in Bindjei, daarna ook in Medan en Beneden Langkat (98 officieele gevallen bekend); ook heeft deze epidemie zich waarschijnlijk van uit Medan en Bindjei over Tandjong Poera uitgebreid.
Deze epidemie verminderde in Januari, maar begon weer in Medan, nadat op 5 Januari een immigrantenboot was