sinds jaren door Prof. Talma op de colleges vertoond werd met zijn paraplegieën.

Dit geval werd weer tot loopen gebracht door suggestieve therapie. Het bleek dat de oorzaak voor compressie opgeheven was en patiënt in de suggestie voortleefde van de onmogelijkheid om te loopen. Prof. Talma erkende de deugdelijkheid van de therapie en liet zijn wantrouwen varen in de verrichtingen van spreker.

Bij de hierop gevolgde discussie wordt vooral verwondering uitgesproken en ook leedwezen betuigd, dat de hypnose, die zulke goede resultaten kan geven, zoo weinig door medici beoefend wordt en bijna geheel in handen van leeken is. De heer van Effen meent dat dit daaraan toe te schrijven is, dat de hypnose aan de medici weinig bevrediging geeft, omdat men zich geheel aan de hypnose moet wijden en geen andere werkzaamheden kan verrichten, omdat men anders niet voldoende vaardigheid er in verkrijgt en af en toe fiasco maakt. Er gaat in zulke gevallen niet voldoende roep uit van den hypnotiseur en het niet hebben van een grooten naam maakt het hypnotiseeren moeilijker. Bovendien moet men als hypnotiseur diverse zaken, waaraan men zelf niet gelooft, met klem van overtuiging aan zijn

patiënten voordragen.

De heer Ferf meent dat kinderen zoo moeilijk te hypnotiseeren zijn, omdat bij hen de suggestie van den grooten naam van den hypnotiseur niet bestaat.

De heer Benjamins deelde een geval mede dat hij zag behandelen door Dr. Rosenstein Jr., waarin een meisje, in zeer diepe hypnose gebracht zijnde, zich een licht trauma herinnerde, dat haar in wakenden toestand niet bewust was en zij ook vroeger nooit had geopenbaard. Zij leed aan verschijnselen, die door sommigen aan een neurose, door anderen, o. a. professor van Iterson, aan coxitis werden toegeschreven. Zij werd in cataleptischen toestand van het onschadelijke van een zoo licht trauma overtuigd en was daardoor van haar lijden bevrijd.