een pernicieus geval te doen heeft, nl. als er een grove pigmentatie of sporulatie-vorming van de parasiet in het perifere bloed bestaat. Volgens den heer Terburgh hadden Italiaansche onderzoekers hieromtrent juist de ervaring, dat in pernicieuse gevallen de parasiet integendeel ongepigmenteerd zou zijn.

Op een vraag van den heer van Effen deelde de heer Terburgh mede, dat er geen streken bestaan, waar malaria heerscht en geen muskieten voorkomen, wel het omgekeerde.

Omtrent het wenschelijke van evacuatie deelde de heer Terburgh mede, dat volgens zijn meening evacuatie behoort te geschieden, wanneer er symptomen van chronische malariaintoxicatie bestaan en dan niet zoo zeer voor de infectie als wel om den algemeenen toestand te verbeteren.

De heer van Effen merkt hieromtrent op, indertijd te Magelang de ervaring te hebben opgedaan, dat malarialijders, van Tjilatjap geevacueerd, daar ook zonder chininetoediening spoedig van hunne malaria genazen. De heer Terburgh meende dat deze lijders in warmere streken dan dikwijls hun malaria-aanvallen zullen terugkrijgen.

Bij prophylactische toediening van chinine raadt de heer Terburgh aan, de chinine s'avonds bij de thee te geven, ten einde het oorsuizen 's nachts te hebben.

Vergadering van 7 October 1907.

De heer van Effen, hiertoe uitgenoodigd, houdt een voordracht over „suggestieve therapie." Door vele voorbeelden toegelicht geeft spreker een duidelijk begrip van de macht der suggestieve therapie. In een historisch overzicht wordt hare ontwikkeling geschetst. Spreker was in de gelegenheid bij Bernheim in Nancy de zaak grondig te bestudeeren en had veel succes met een door hem ingerichte polikliniek te Utrecht.

Zeer sprekend was het geval van compressie-myelitis, dat