Bij de hierop volgende discussie deelt de heer Deggeler mede, dat door hem in malariagevallen steeds om de 8 uur, dat is dus s'morgens zes, s'middags twee en s'avonds 10 uur '/2 gram chinine gegeven wordt.
Hij meent dat deze wijze van chininetoediening ook in gevallen van tertiana en quartana de voorkeur verdient,lomdat de patiënt dan nooit s'nachts behoeft wakker gemaakt te worden en men niet de moeilijkheid heeft bij ante- of postponeerende gevallen met zijn chininetoediening te laat te zijn.
Tegen den eisch, dat als regel de diagnose van een malariageval door middel van het microscoop zal worden vastgesteld, bestonden veel bezwaren.
Hoewel in theorie iedereen het wenschelijke hiervan beamen moest, meende men dat het in de praktijk vrij wel onmogelijk zou blijken te zijn.
In de eerste plaats is nl. het bloedonderzoek te tijdroovend en ook zou, voordat de diagnose door het microscoop vaststaat, er reeds één, soms meer dagen verloopen, in welken tijd men geen chinine zou verstrekken, hetwelk men zich zeker te laat zou berouwen, indien men met een pernicieus geval van malaria te doen had. Indien reeds vroeger chinine gegeven is, gebeurt het soms, dat men geen parasieten vindt terwijl er toch malaria in het spel is. De heer Terburgh repliceert hierop, dat men steeds parasieten vinden zal, indien er koorts is afhankelijk van malaria, dat hij in gevallen, waar pernicieuse symptonen aanwezig zijn, nooit parasieten gemist heeft. Men kan des gewenscht beginnen met chinine te geven en dan tegelijk een bloedpraeparaat maken. Om te gemoet te komen aan het bezwaar van het tijdroovende van de diagnose door het microscoop, merkte de heer Terburgh op, dat het noodig zal zijn, dat het bloedonderzoek geheel of gedeeltelijk door ziekenverplegers of ander geschoold personeel kan worden verricht.
De heer Benjamins deelt mede, dat men volgens zijn ervaring soms aan de tropicaringetjes kan zien of men met