tropica-infectie, waarbij men met 1V2 gram chinine kan volstaan, terwijl bij tertiana en quartana 1 gram meestal voldoende is.

Vooral moet de primaire aanval krachtig bestreden worden, daar anders gameten in het bloed verschijnen en daardoor later recidieven zullen optreden, welke recidieven dan veel moeilijker te bestrijden zijn. Na den laatsten koortsaanval geve men nog vier dagen één gram chinine, daarna 14 dagen '/2 gram, om vervolgens tot een nabehandeling van minstens 2—3 maanden over te gaan bestaande uit de dagelijksche toediening van 0,4 gram chinine of wel met de intermitteerende toediening van 0,6 gram chinine op twee achtereenvolgende dagen van de week. Beide nabehandelingsmethoden hebben goede resultaten opgeleverd.

Greep de nabehandeling plaats na een recidief dan moet de nabehandeling langer worden voortgezet en wel minstens zes maanden.

Bij chronische malaria, waarbij de intoxicatieverschijnselen op den voorgrond treden, verdwijnen deze symptomen zeer spoedig onder geregelde chininetoediening. Ook hier dient een langdurige nabehandeling volgens de voortdurende of tusschenpoozende methode plaats te hebben. Evacuatie is in het acute stadium als overbodig te beschouwen, doch als nabehandeling en bij het optreden van intoxicatieverschijnselen zeer aan te bevelen, maar ook in het koele klimaat moet nog steeds een chininebehandeling ingesteld worden.

Vermoedelijk is de gunstige invloed van het malariavrije klimaat te danken aan het ontbreken of het minder voorkomen van anophelesmuskieten, daar vele omstandigheden er op wijzen dat door den steek van niet geïnfecteerde anophelesmuskieten recidieven worden opgewekt.

Voor de prophylaxe kan men zoowel van de voortdurende als van de intermitteerende behandeling gebruik makenDagelijksche giften van 1 gram zijn echter als te groote bezwaren veroorzakend te verwerpen.