van getuigenissen. Wanneer een aantal menschen een gebeurtenis bijwoonden en daarover later getuigen, dan mag men niet bij meerderheid van stemmen de toedracht der zaak willen uitmaken. Bij de beoordeeling van een getuigenis dient op tweeërlei gelet te worden; le op den persoon, die getuigt en 2e op den aard der zaak, waarover getuigd wordt. Wanneer een aantal personen omtrent eenig punt ondervraagd wordt, dan zal als regel slechts zeker deel hunner een getuigenis uitbrengen. De grootte van dit wèl getuigend aantal personen, uitgedrukt in percenten der ondervraagden, vormt wat Claparède noemt de testabilité van het gevraagde punt. Vervolgens kan men nagaan, een hoe groot deel van de uitgebrachte getuigenissen juist blijkt en zoo krijgt men een indruk van de zg. mémorabilité van het feit. Vervolgens komen in aanmerking de étendue en de sincérité van iemands getuigenis. De eerste is te beoordeelen door na te gaan hoeveel vragen van een zeker aantal gestelden iemand wel beantwoordde en de tweede door te zien hoeveel van zijn antwoorden juist zijn. Dusdoende nam Claparède proeven op zijn auditorium, studenten in de rechten en geneeskunde. Vooreerst stelde hij hun onverwachts schriftelijk een aantal vragen omtrent dingen, die ze dagelijks zagen, zonder dat ze er persoonlijk bij geïnteresseerd waren, b. v. over het aantal ramen in de vestibule voor de collegekamer, over den aard en het aantal van verschillende voorwerpen, die zich daar bevonden enz.

Niemand kon alle vragen goed beantwoorden, van niet weinigen waren alle antwoorden onjuist. Bij de meeste vragen had slechts een vrij kleine minderheid der getuigenden zich juist uitgesproken. De quantitatieve vragen, b. v. „hoeveel pilaren zijn er" werden vaker met foutieve dan met juiste cijfers beantwoord. Een tweede proef gold de beschrijving van een signalement. Een gemaskerd en verkleed heer kwam de collegekamer binnenstormen, maakte daar een opstootje en werd er weer uitgesmeten. Na