cornea lichaampjes, die hij voor protozoen aanzag; hij nam eraan waar protoplasma, een kern en pseudopodiënbeweging. Deze proeven werden door verschillende onderzoekers herhaald, ook op andere dieren en ook, tot controle, met ander entmateriaal dan vaccinelymphe. Aanvankelijk gaven de uitkomsten der meesten een bevestiging van Guarneri's vondst. Ook met gefiltreerde vaccinelymphe werden de proeven herhaald, met wisselenden uitslag. Spreker gaat vervolgens na de entproeven, zooals ze door anderen en ook door den Heer Nijland en hemzelven zijn genomen; hij beschrijft de verschillende modificatiën bij die entingen toegepast en den verderen gang van het onderzoek. Aan de hand van preparaten en afbeeldingen demonstreert hij vervolgens de veranderingen, die op verschillende tijdstippen in de epitheelcellen der cornea aangetroffen werden, om daarna het reparatieproces, dat in de cornea optreedt, kortelijk te schilderen. Bij die reparatie ziet men leucocyten in de omgeving der entwond optreden, wier herkomst onzeker is. Sommigen houden 't er voor, dat ze komen uit de conjunctivaalzak, terwijl anderen van meening zijn, dat ze komen van de cornea-skleraalgrens. Bij deze laatste meening sluit spreker zich aan. Aan de hand van afbeeldingen zet spreker vervolgens uiteen de stadia, die bij de ontwikkeling dezer, voor protozoa gehouden, lichaampjes zijn waargenomen. Ten slotte doet spreker aan ons voorbij gaan de theorieën, die geopperd zijn omtrent het ontstaan en het wezen der Guarneri'sche lichaampjes. Er is beweerd, dat een Guarneri'sch lichaampje geboren wordt uit het lichaam van een leucocyt. Tegen deze meening is aangevoerd, dat het aantal Guarneri'sche lichaampjes in de geënte cornea veel grooter is dan dat der leucocyten: verder nog, dat er tusschen beide tinctorieele verschillen bestaan. Volgens anderen ontstaan de Guarneri'sche lichaampjes uit epitheliumcellen, hetzij dan uit den nucleolus of uit de centrosomen of uit het chromatine. Een grond tegen deze opvattingen