Het kind was in zijn 1ste levensjaar gezond en blijkens een foto uit dien tijd zeer goed gevoed. Van toen af werd het mager en ging de gang achteruit. Er is geen erfelijke of familiaire invloed. Er bestaat een uitgebreide en sterke afname van den omvang der spieren, inzonderheid van den erector trunci. Deze had een lendenlordose ten gevolge met lichte compenseerende dorsale kyphose. De gang is waggelend op de heupen, toe te schrijven aan de bij dit lijden vroeg optredende atrophie van de mm. glutaei medii. De in. pectoralis major is beiderzijds vrij wel verdwenen, de rechter voet staat in equinusstand, omdat de triceps surae verkort is. Uit de zittende houding richt het kind zich op tot staan, door met zijn handen steun te zoeken op zijn knieën. Er bestaan geen fibrillaire contracties noch ontaardingsreactie. De prognose en de therapie vormen daarop het onderwerp eener bespreking.
Vervolgens stelt de Heer Felix de volgende ooglijders voor:
1. een Europeaan met chorioiditis diffusa luetica.
2. een inlandsch soldaat met groot staphyloma corneae totale na conjunctivitis gonorrhoica.
3. een inlander geopereerd wegens cataracta senilis, bij wien met opvallend licht de fundus goed te zien is. Hypermetropie skiaskopisch 14—15 D.
4. een inlander met keratis c. panno.
5. een inlander, die voor zes maanden met zeer sterke glasvochttroebelingen op OD (fundus niet te zien) onder behandeling kwam. Het glasvocht helderde langzamerhand op onder Hg., Jod. Kal. en subconjunctivale zoutwaterinjectie; er werd toen een ablatio retinae beneden zichtbaar.
6. een inlander van 17—18 jaar met katarakta totalis hypermatura op beide oogen, diepe voorste oogkamer, irisschaduw, iridodonesis, gekartelde lensrand zichtbaar. Op het rechter oog was een cataracta centralis scherp afgescheiden van de overige lenstroebeling. Voor twee
111