uit over de werkzaamheid der in de vorige vergadering ingestelde commissie tot behandeling der circulaire omtrent de verdeeling der schooltijden etc.

In die commissie namen zitting de Heeren de Haan, Grijns en Ouwehand. Ze wendde zich tot den Directeur van O. E. N. om toegang te verkrijgen tot de lagere scholen alhier, ten einde de leerlingen te onderzoeken op teekenen van vermoeienis, c. q. oververmoeienis. De Directeur zeide in deze zaak zijn medewerking toe onder dit voorbehoud: dat het hoofdbestuur van het N. I. onderwijzersgenootschap hem vroeg om met onze commissie te zamen deze zaak in onderzoek te nemen.

Derhalve werd in dien zin geschreven aan genoemd Hoofdbestuur, maar op dit schrijven wordt nog op antwoord gewacht. De voorzitter brengt voorts ter kennisse van de vergadering, dat in onze commissie de wenschelijkheid was uitgesproken, — maar niet algemeen, noch volledig gedeeld—, om de vragen der Semarangsche heeren zooveel mogelijk nu alvoort te beantwoorden. Er werd nl. gevreesd, dat de zaak haar activiteit zou verliezen, indien het te geven antwoord afhankelijk werd gemaakt van en dus moest wachten op een onderzoek in de scholen, dat allicht een jaar in beslag zou nemen. De voorzitter geeft als zijn meening te kennen dat, zij er ook eenstemmigheid daarover, dat het lager onderwijs overladen is, en men ons de vraag zal stellen, hoeveel mindering de hygiene dan wil, een onderzoek verdient vooraf te gaan. Er wordt daarop aangemerkt, dat bij die grensbepaling ook van invloed zal zijn de noodzakelijk te verwerken leerstof en de noodzakelijke aansluiting met het moederland; men zou er zich dus toch niet naar kunnen richten, zoo meenen sommige leden, indien al onze commissie na ampel onderzoek in staat bleek om namens de hygiene een ondergrens aan te geven voor den dagelijkschen duur van het lager onderwijs. De Heer Stibbe wijst er nogmaals op, dat het bestaan van overlading bij het lager