het gebruik van omstreeks 40 c.c. oleum foeniculi bij een jong meisje aanleiding gaf tot niet zeer ernstige vergiftigingsverschijnselen, bestaande in circulatie- en ademhalingsstoornissen. Verder een geval van djengkolvergiftiging, waarbij 14 dagen urinebezwaren bestonden. Bijna tweemaal vierentwintig uur na het gebruik van zes zaden bestond volledige anurie. De toen ontlaste urine deed kennen het bestaan van een lichte cystitis; cylinders werden vermist. Ook kwamen in de urine voor groote bossen van naaldvormige kristallen, die slecht of niet in azijnzuur oplosten. De Heer Kiewiet de Jonge vermeldt naar aanleiding daarvan zijn vruchtelooze pogingen om apen met djengkol te vergiftigen. De zaden zijn blijkbaar niet altijd schadelijk. Het zijn naar 't schijnt, alleen sommige oude zaden, die te vreezen zijn. Ten slotte zag Dr. Ouwehand nog een ketjoeboengvergif= tiging, waarbij genezing volgde. De hoofdverschijnselen waren wijde, stijve pupillen, sopor, later lichte deliriën en amnesie. Het vergift was toegediend in koffie, met het doel om patiënt te berooven van enkele dubbeltjes.
Na dankzegging aan den spreker leidt de voorzitter het onderwerp van den duur der schooltijden in; dit geschiedde naar aanleiding van een circulaire met vragen door sommige leden uit Semarang ontvangen. Hij stelt zich voor, dat de stellers dier circulaire; onderwijzers te Semarang, die handelden namens de afdeeling van het N. I. onderwijzersgenootschap aldaar, meer gebaat zullen zijn met een collectief antwoord onzerzijds, dan met een individueele beantwoording door een aantal medici. De voorzitter leest daarna de circulaire voor en brengt de eerste vraag, of overmoeienis wordt opgemerkt, ter sprake. Spreker acht de beantwoording dezer vraag niet zoo zonder meer mogelijk, maar wel voor onderzoek toegankelijk. Hij stelt daarom voor van wege de vereeniging een commissie te benoemen om deze zaak nader te onderzoeken en om aan den Directeur van O. E. en N. te verzoeken te dezer zake geen veranderingen in het leven