V (/ winter staat weer voor de deur. De 'J'inter met z’n lange avonden, geschuif om ,e kachel, z’n vergaderingen, z’n koude fl■ . . z’n gezelligheid. Maar voor zo’n vijfhonderdduizend mensen in Nederland bestaat die gezelligheid niet in het naar de Revisie kijken, uit gewoon-maar-thuis?*tten of ineen detective-romannetje lezen. J°or hen vormen de lange winteravonden tijd dat er gestudeerd wordt. Thuis, bij kachel. Zij krijgen de leraar, de onderijzer, de vakman thuis. Per post. v*jfhonderdduizend mensen in Nederland studeren schriftelijk. Vijfhonderdduizend Nederlanders proberen via een instelling 'j°or schriftelijk onderwijs wijzer te wor?en, hun kennis te vermeerderen om een hetere positie te krijgen, om in het bedrijf '''aar ze al werken promotie te maken of ■ Slmpelweg uit liefhebberij. En ze doen dat 't'et meer of minder liefde en enthousiasme °P die lange winteravonden, maar even-Soed ’s zomers, wanneer anderen heerlijk pan zwemmen of gaan tennissen. Want flet moet allemaal inde vrije tijd gebeuren. offeren er hun vrije tijd graag voor op, a‘ die Nederlanders. Want ze hopen, dat aan het eind van de reis het examen wacht, ®.*t het diploma. Het diploma dat perspecheven opent. Aie „hogerop” wil, hoeft niet lang te zoepn naar een schriftelijke cursus. Want er ?lin instellingen genoeg, die hem willen helpen op het pad van de studie. Advertenfles in dag-, week- en maandbladen verkondigen vaak genoeg de mogelijkheden er zijn. Er is keus te over. hjlaar wie met studieplannen rondloopt en reen bepaalde richting in gedachten heeft, 7reigt soms toch nog verloren te raken in he hoeveelheid mogelijkheden. Wie denkt pn een schriftelijke cursus en op de adver■jTties gaat letten, ontdekt weldra dat er . eAn zijn, die hem met schriftelijk onder-VJs willen helpen. En soms lijkt het wel >of er een slag gaande is om de gunst van e aspirant-studerende. Zoveel aanbiedinreri> Zoveel mogelijkheden zijn er, dat men nf? soms nauwelijks meer weet. Welk instituut moet men nu kiezen? De eeh belooft dit, de ander zegt dat en een enkeling voorspelt zelfs één en al rozegeur en maneschijn, wanneer men bij hem maar n schriftelijke cursus gaat volgen. r Wordt dan eindelijk maar eens een formuliertje ingevuld. Met het verzoek om vrijblijvend en zonder enige verluchting” wat meer inlichtingen te geven j'ln er inde advertentie staan. En het duurt an niet zo heel lang of de post bezorgt al [: ? fraai boekwerkje, waarin die meer intingen staan. Soms zijn die inlichtingen l f1 Zodanige aard, dat de aspirant-cursist t emaal geen cursist wordt. Het prospecdls vertelt hem dat de door hem begeerde dj 0Pa’smeer tijd en inspanning kosten rr| n bij had gedacht. En hij besluit dan ej*ar iets anders te zoeken. En dan is er Vn i 'jk nog geen man overboord. De orbchting is dan wel juist geweest en er
f zijn bepaald géén koeien met gouden hoorns beloofd. Maar hij kan ook „inlichtingen” krijgen die het wat gemakkelijker voorschotelen. Zelfs dan kan de man of vrouw die wil studeren er nog van afzien. Maar er zijn instellingen die hem of haar dan nog echt niet loslaten. Goed, het is dan allemaal wel „zonder enige verplichting mijnerzijds”, maar er zijn ook mensen die over wat twijfels heen geholpen moeten worden. Wanneer het besluit éénmaal is genomen, de keus is bepaald, kan er een periode van plezierig schriftelijk studeren aanbreken. Een periode die natuurlijk inspanning vraagt, maar waarin men toch op prettige en goede wijze onderwijs krijgt. Wie ervan verzekerd wil zijn dat goede en verantwoorde onderwijs te krijgen moet weten dat er een 1.5.0. bestaat. Degenen die de advertenties hebben bekeken van instellingen waarbij staat vermeld: „Erkend door de Inspectie van het Schriftelijk Onderwijs” en op een cursus van zo’n instituut inschrijven, doen dat dan bij een instelling die er heus niet „met de pet naar zal gooien”. De keus is dan verantwoord. Wanneer een bepaald instituut door de 1.5.0. is erkend, houdt dat in, dat deze blijvend toeziet op de betrouwbaarheid van de voorlichting, de bevoegdheid van de leerkrachten, de deugdelijkheid van de studieleiding, de redelijkheid van de wederzijdse verplichtingen en de waarde van de diploma’s. Elk jaar wordt er een lijst uitgegeven met de namen en adressen van de „erkende” instellingen en met een opsomming van de te geven lessen. Zo nodig verschijnen er tussentijds aanvullingen op die lijst. Die lijst kan men gratis krijgen bij het bureau van de 1.5.0., Domplein 25, in Utrecht. In sommige kringen van het schriftelijk onderwijs vindt men die normen van het 1.5.0. eigenlijk niet al te streng. De maatstaven mochten nog wel wat strenger, vinden sommigen. Daarom vindt men het ook wel plezierig, dat er alle kans bestaat dat over niet al te lange tijd er een staatsinspectie komt voor het schriftelijk onderwijs. Er schijnt daarvoor al een bepaald bedrag te zijn gevoteerd en zekere voorstellen zijn er ook al ingediend. Ondanks het goede werk dat het 1.5.0. op het ogenblik doet en heeft gedaan zal een staatsinspectie een betere waarborg zijn voor goed en vertrouwd onderwijs. Het „keurmerk” dat de 1.5.0. nu al de consument geeft zal als overheidskeurmerk stellig nóg meer zekerheid geven. En nog strengere normen voor het geven van en adverteren met schriftelijke cursussen zou diverse bonafide instellingen alleen maar welkom zijn. Overigens, en dat mag hier nog wel even met nadruk worden gezegd, een nieterkend instituut hoeft nog niet per se slechte lessen te geven of er kwalijke wervingspraktijken op na te houden. Want een goed instituut kan wel net buiten het eigenlijke schriftelijk onderwijs vallen, zoals
f EVEN / UITKIJKEN / NAAR 1.5.0
bijvoorbeeld een Lingaphone-cursus of de cursussenvan vestigings-en vakopleidingen. Wat zijn nu de klachten over de instituten voor schriftelijk onderwijs, die men niet zo bonafide pleegt te noemen? Wel, de bezwaren richten zich, om te beginnen, tegen de wijze van adverteren. Vaak wordt het door die niet-erkende instellingen voorgespiegeld, alsof men maar bij dat instituut hoeft te studeren om zeer snel en flink promotie te maken. Natuurlijk, meer kennis, meer bekwaamheden geven meer kansen op promotie, maar voor een diploma moet ook gewerkt worden. Men moet het ook aankunnen. Men moet er geschikt voor zijn. Met fraai-klinkende leuzen worden soms mensen een cursus binnengelokt die het eigenlijk niet aankunnen. Een andere klacht is de regeling van de wederzijdse verplichtingen. De financiële verplichtingen vaneen cursist vormen vaak een onderdeel van het schriftelijk studeren, dat kan leiden tot nare verwikkelingen. Vooruit het gehele bedrag van het cursusgeld storten is niet zelden een voorwaarde bij dat soort malafide instellingen en het woord „restitutie” komt dan niet voor inde voorwaarden. En tenslotte speelt ook de kwaliteit van de lessen een rol. Wie schriftelijk studeert wil goede lessen krijgen en dat is niet altijd een zekerheid, wanneer de 1.5.0.-erkenning ontbreekt. Dat adverteren is ineen enkel geval zelfs •wel aanleiding geweest de erkenning in te trekken. Dat doen voorkomen alsof men bliksemcarrières kon maken door alleen maar even schriftelijk te studeren was dan iets wat volgens de 1.5.0. te ver ging. Om dan nog maar niette praten over alle mogelijke en onmogelijke cadeautjes die beloofd werden, wanneer men maar intekende. Maar goéd, dat zijn allemaal wellicht kanten van het schriftelijk studeren die wat te negatief zijn. Ondanks de praktijken van sommige instituten en het nu en dan signaleren daarvan, hoeft men echt niet te denken dat het met schriftelijk studeren maar oppassen geblazen is. Natuurlijk, men moet even uitkijken naar de 1.5.0., maarde vijfenveertig onderwijsinstellingen die op het lijstje van de 1.5.0. staan als „erkende instellingen” hebben talloze vlij-
tige Nederlanders een betere positie en dus wat meer levensgeluk bezorgd. We zeiden het in het begin van dit artikel al: jaarlijks studeren er zo’n vijfhonderdduizend mensen schriftelijk. En al die mensen maken echt geen bliksemcarrières. Het zijn gewone mensen, die graag hun kennis wat willen uitbreiden, die er moeite en inspanning voor over hebben om iets te bereiken, die veel tijd besteden aan pogingen om vooruit te komen. Mensen die via schriftelijk onderwijs opgeleid worden voor een bestaand examen. Het is allemaal helemaal niet zo spectaculair. Of het moest dat aantal van vijfhonderdduizend al zijn. Maar voor de rest? Gew'oon vlijtige, vaak jonge mensen. Want de gemiddelde leeftijd ligt zo om en nabij de 23 jaar. Die leeftijd loopt dan vaak tot ongeveer 35 jaar, maar ouderen studeren dan toch eerder inde richting vaneen hobby. De grootste groep is die tussen de 20 en 30 jaar. De groep van jonge mensen die aan het begin vaneen carrière staan en in hun werk merken, dat ze nog u'el wat meer mogen weten om vooruit te komen. Zo gezien heeft het schriftelijk onderwijs een belangrijke taak. Immers, al gelden er ook bezwaren zoals het gemis van persoonlijk contact tussen leraar en leerling (hetgeen trouwens door veel instituten wordt opgevangen door aanvullende mondelinge lessen) met schriftelijk studeren kan men in vrije tijd, in eigen tempo, zonder reistijdverlies, studeren. Het ontstaan van vele nieuwe functies inde tegenwoordige maatschappij geeft schriftelijk studeren nog meer mogelijkheden.. Zoveel zelfs dat de instellingen perspectieven genoeg zien. Ondanks de televisie. Want ook de televisie, die zo vaak de schuld krijgt van het oppervlakkig en gemakzuchtig maken van de mensen, kan de ijverige, schriftelijk studerenden niet tegenhouden, wanneer die het in hun hoofd hebben gezet verder te komen en daarvoor een goed, erkend instituut ~inde arm nemen”. En al zal er dan zelden of nooit een dankbrief naar zo’n instituut gaan in de geest van „Vroeger was ik landarbeider, nu ben ik bankdirecteur”, het kan wel leiden tot wat meer levensgeluk . . .