Verruiming van het
Staatssecretaris De Meijer:
Minder spanningen bij buitenlandse arbeiders
dan men verwacht
Ons land heeft ondanks zijn bevolkingsdichtheid te weinig handen voor het (te) vele werk. Dat is mede te danken aan de eerste industrialisatieronde van na de oorlog, waardoor de werkgelegenheid sterk werd uitgebreid. Uit soms verre landen moeten arbeiders worden aangetrokken om de oververhitte arbeidsmarkt wat te helpen afkoelen. De aanwezigheid van die vreemde arbeidskrachten levert soms moeilijkheden op. De buitenlandse arbeiders leveren soms ook nieuws op. Bijvoorbeeld als zij slecht gehuisvest zijn, of als enige van hun vrouwen naar het land van herkomst worden teruggezonden.
De werving en tewerkstelling van de buitenlandse arbeiders valt onder de politieke verantwoordelijkheid van staatssecretaris dr. J. F. de Meijer, onder meer belast met de vraagstukken van de arbeidsvoorziening.
Hoe reageert hij op de (soms wat alarmerende) berichten rond de buitenlandse arbeiders?
Staatssecretaris De Meijer: „Rond de buitenlandse arbeidskrachten zijnde spanningen minder dan eigenlijk mag worden verwacht. Natuurlijk moeten we oog hebben voor de moeilijkheden. Maar ik zou willen waarschuwen tegen overdrijving en eenzijdige belichting. Gezien de omstandigheden gebeuren de opvang en de huisvesting van de vreemde werkkrachten hier zo goed mogelijk. Als men mij zegt dat het allemaal nog beter kan, zou ik dat niet willen tegenspreken. Maar waar geldt dat niet voor?” Dr. De Meijer grijpt inde weekeinden nu en dan de gelegenheid aan om met buitenlandse werknemers te praten als „zomaar een meneer”. Zijn indruk is dat de buitenlandse arbeiders het hier over het algemeen naar hun zin hebben. Daarbij moet men bedenken dat de meesten hier zo gauw mogelijk wat geld willen verdienen om dan weer terug naar huis te gaan. De staatssecretaris heeft er wel begrip voor, als wordt geklaagd over te weinig sociale begeleiding van de „vreemdelingen”. Anderzijds gelooft hij dat de meesten van hen zoveel mogelijk met rust gelaten willen worden, zij willen hier zichzelf zijn. „Maar ja, wij hebben nu eenmaal een wat
paternalistische opvatting ...” Dr. De Meijer is voorts van oordeel, dat de voorlichting aan de buitenlanders bij de werving zo goed mogelijk is, zodat zij weten wat hun hier te wachten staat. Hun optreden hier geeft weinig reden tot klagen. Justitiële deskundigen zijn van mening, dat de criminaliteit van de vreemde werkkrachten kleiner is dan van de Nederlanders zelf.
Animo van bedrijfsleven
Het bedrijfsleven waardeert de bijdrage van de gastarbeiders aan de verlichting van de arbeidsmarkt. De bedrijven brengen hiervoor hoge kosten op. De animo voor het aantrekken van buitenlandse arbeiders is nog groot. Hoewel er al duizenden zijn, zijn er nog niet genoeg. Als alle aanvragen zouden zijn ingewilligd, zouden er zo’n 10.000 buitenlandse arbeiders méér in ons land zijn. Nu zijn er zo’n kleine 60.000. Onder hen zijn: 13.000 Spanjaarden, 1500 Italianen, 5000 Turken, 2200 Grieken, 2500 Marokkanen en 600 Portugezen. Stellen de bedrijven deze „buitenlandse hulpverlening” zeer op prijs, anderzijds hebben de landen waar deze arbeiders
vandaan komen veel waardering voor wat hier voor hen wordt gedaan. Dat blijkt duidelijk bij mijn contacten met de ambassadeurs, zegt de staatssecretaris. De ambassadeurs brengen bezoeken aan de woonoorden en onderhouden contact met de arbeiders uit hun land. Vanuit het buitenland komen verzoeken om daar meer arbeiders te werven. Want men weet dat de arbeiders geschoold en geoefend terug komen. De scholing, ervaring en oefening van de arbeiders hier opgedaan betekenen éen bijdrage aan de ontwikkeling van het land van herkomst. Het is een belangrijke kapitaalsoverdracht, aldus dr. De Meijer. De hier getrainde arbeiders hebben een gunstige invloed op de mentaliteit in het werkmilieu thuis. In ons land bestaat soms de neiging om onze normen op de buitenlanders toe te passen. Men vergeet dan gauw dat hun omstandigheden thuis sterk met die van hier verschillen en dat onze omstandigheden veelal beter zijn dan die bij hen thuis. Het ministerie van Sociale Zaken heeft diverse eigen woonoorden, exploiteert woonoorden van het bedrijfsleven en treedt adviserend op bij andere woon-
van zijn gehele ambtsterrein, waar dit de arbeidsvoorziening en werkgelegenheid betreft. Het is z.i. een kwestie van min of meer tijdelijke aard. Uiteen oogpunt van structuurpolitiek is een brede benadering van dit vraagstuk nodig. Vandaar dat de staatssecretaris de S.E.R. een advies heeft gevraagd overeen eventueel nieuwe arbeidsmarktpolitiek. En vandaar ook zijn herhaalde uitspraken in KVPverband over de wenselijkheid vaneen nieuwe industrialisatieronde, waarbij het gaat om meer kwaliteit en verfijning in de industriële werkgelegenheid. Daarom ook: een intensieve bestudering van de vraagstukken der automatisering, beroepenvoorlichting aan de jeugd en grote mogelijkheden voor scholing en omscholing van volwassenen. Op lange termijn zal door dit beleid een ontspanning van de arbeidsmarkt worden bevorderd.
Nog onbekend is thans hoe groot inde toekomst de invloed van de automatisering zal zijn. Dr. De Meijer vindt, dat men niet zonder zorgen moet denken over de eventuele gevolgen van de automatisering. Zijn er nu duizenden handen te kort, inde toekomst zouden er wel eens te veel kunnen zijn. De huidige spanning versluiert deze problematiek. Maar het is goed als hieraan reeds thans ernstige aandacht wordt geschonken. De S.E.R. is gevraagd de automatisering inde studie over de toekomstige arbeidsmarktpolitiek te betrekken. Wat betreft de actuele moeilijkheden, probeert dr. De Meijer ook enige verlichting van de gespannen arbeidsmarkt te bevorderen dooreen soepel uitgiftebeleid voor overwerkvergunningen te voeren. De fiscale consequenties van overwerken stimuleren de animo van de werknemers hiervoor echter niet.
oorden. Inde meeste gevallen is de huisvesting bevredigend, in individuele gevallen lokt zij soms kritiek uit. „Maarde huisvesting van bijvoorbeeld de Nederlandse studenten levert ook grote problemen op. We zitten nu eenmaal met een enorm tekort aan goede woonruimte. Ook buitenlandse werkkrachten ondervinden dit, maar het is zeker geen probleem van hen alleen,” zegt de staatssecretaris.
Nieuwe industrialisatie-
ronde
Hij wil de kwestie van de buitenlandse arbeidskrachten graag plaatsen in het breder verband
spaarplan „De Zilvervloot" en van spaarregelingen
yoor werknemers
De minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, dr. G. M. J. Veldkamp, heeft met zijn ambtgenoot van Financiën, dr. ir. A. Vondeling en de staatssecretaris van Financiën, dr. W. L. G. S. Hoefnagels, de indiening bevorderd vaneen wetsontwerp tot wijziging van de Jeugdspaarwet, de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de Wet op de loonbelasting 1964. Voorgesteld wordt een spaarpremie ook toe te kennen aan de rechtverkrijgenden vaneen Zilvervloot-spaarder die overlijdt vóór de wettelijke spaartermijn is voltooid. Deze wijziging was reeds aangekondigd inde memorie van antwoord op het ontwerp Algemene premiespaarwet. Voorts is ook toegezegd het maximum spaarbedrag te verhogen van ƒ2OO,— tot ƒ 300,— per jaar. Hiertoe zal het Jeugdspaarbesluit worden gewijzigd. Het motief voor deze verhoging is, blijkens de memorie van toelichting, het scheppen vaneen stimulans om de vergroting van de spaarcapaciteit, die het gevolg is van de recentè stijging van de inkomens, daadwerkelijk te benutten. De voorgestelde wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft tot doel het maximum van de werkgeversbijdrage in het kader van spaarregelingen voor werknemers, dat voor vrijstelling van fiscale en sociale lasten in aanmerking komt, te verhogen tot ƒ 500,—. Dit maximum bedraagt nu ƒ390,— per werknemer per jaar. Inde genoemde memorie van antwoord is nog een andere verruiming van werknemersspaarregelingen toegezegd, waardoor uitgaven ter verwerving van onroerend goed of betalingen van levensverzekeringspremies, die worden gedaan door de echtgenoot van de deelnemer, als bestedingsobject worden erkend. Ook bij deze spaarvormen zal dan de bijdrage van de werkgever vrij kunnen zijn van fiscale en sociale lasten. Tot nu toe geldt namelijk deze vrijstelling nog niet inde gevallen waarbij het gaat om onroerend goed of om levensverzekeringen ten name van de echtgenoot van de deelnemer. Hiertoe zal het Besluit premiespaarregelingen en winstdelingsspaarregelingen worden gewijzigd.
Landelijke propaganda-actie komt op toeren De landelijke propaganda-actie van het N.K.V. onder het motto EN TOCH... komt op toeren. Vanuit het hoofdkwartier te Utrecht gaan dagelijks vele duizenden folders, kranten, tekstbiljetten, brochures, werkmappen en premieprospecti het land in. Daaruit blijkt, dat men in heel veel afdelingen de actie ook inderdaad gaat aanpakken. De eerste berichten uit het land komen intussen binnen. Twintig districtsbestuurders uit het noord-oosten van het land verenigd in de actie-club DAAD besloten om gezamenlijk en persoonlijk mee te helpen in deze vorm, dat in het werkgebied Overijssel elk minstens drie afdelingen voor zijn rekening neemt. Samen met de plaatselijke N.K.V.-centrale en de vakafdelingen gaat men dan helpen bij de organisatorische opzet en uitvoering van dc actie In NIJMEGEN is een dergelijke actie reeds aan de gang. Alle vakafdelingen werken mee. Men heeft eerst even proefgestoomd, met als resultaat 44 nieuwe leden in twee avonden. De bedoeling is nu om tijdens de eigenlijke actie minstens 500 leden in te schrijven. Ook in UTRECHT is een dergelijke opzet in voorbereiding. Intussen is daar de KABO al uitgelopen met een ledenwinst van 100 leden. Inde districten HAARLEM, HELMOND, ROERMOND, ALKMAAR en LEEUWARDEN zijnde voorbereidingen in volle gang. Ineen volgend nummer zullen we stellig nog heel wat meer activiteiten van het propaganda-front kunnen vermelden! Via de bonden zal op alle vierhonderdduizend leden een speciaal beroep worden gedaan om hun bijdrage in het welslagen van de propaganda-actie te geven inde vorm van het inschrijven van één nieuw lid. Daartoe ontvangen alle leden een aansprekend pamflet, dat zij aan hun ongeorganiseerde collaga’s op het bedrijf kunnen uitreiken.