Eia legde haar armen om zijn hals. ï dpi omhelzing was zoo stormachtig en i 01 vau overmoedig geluk, dat zij alles om zich heen vergat. f Üi houd je werkelijk van me !” dj antwoordde een beetje droo■l®rig : „Ik geloof dat ik altijd van jou 'ouden heb en ’t alleen maar niet 1 wist.” – "Heisasa !” riep Volkmar luid. ® oeur werd geopend mevrouw a kenthiu, Kuno en Winfried hadden un jubelkreet van den gelukkigen c helkundige gehoord. "Hoera!” in t'* Pkdseling stond Volkmar midden , let laboratorium op zijn hoofd; dan t.r drie buitelingen het, vere door om eindelijk voor Gisela te 'doppen. ■ "Geachte mevrouw senior-cheffin, ik ’ 'l'- eer u mede te doelen, dat mejufl°,J* uw secretaresse zoojuist de, goed-i,;l< heeft gehad, zich met mij te ver-10 ven.” , wist. niet, of ze boos moest zijn 1 lachen zou. "Foe, speel nu niet altijd voor clown. ’> ia s waar ook !” schrok hij. „Ik zal n°°it meer doen ! Alleen vandaag nog enkel keertje. Want ik ben zoo m z°ó gelukkig! Zinneloos, pyra- Waal, ongeloofelijk! Mevrouw Walkendaar helpt geen lieve moeder aan, ~r Ik moet u een zoen geven !’ bi' i** voegde onmiddellijk de daad i. ,let Woord. Half lachend, half pruilend Zei Lia : "Mij heb je er nog niet eens een Sneven!” "Hat halen we in, hoor!” was ernstig gebleven. "Eia, is dat werkelijk waar ?” "Ja, Kuno.” "En niemand heeft er iets van ge(iai lij van dien woelwater hield!” . "Een uur geleden wist ik het zelf uirners ook nog niet, en toch geloof ik, het al lang zoo wms.” Mevrouw Walkenthin stak haar hand uit, "Mijn hartelijke, mijn echt hartelijke Wuukwenschen! Ik geloof dat u een u°nbeeld vaneen man krijgt, juffrouw ylr' Schotten ! Ik heb altijd gezegd : k°lkmar is in werkelijkheid geen blaas, > maar een serieus mensch !” " t Is toch gek !” lachte Volkmar, „nu 6 ze dat opeens allemaal!” «Mevrouw, mevrouw, het vleescli aan, als u niet gauw komt!” , et was het nieuwe dienstmeisje van ''overkant. Gisela knikte. "Daar heeft dat dinertje ook geen van gehad, dat het nu een r ovingsdiner wordt!” je waren discreet genoeg, om het ].„ Paar voor het oogenblik alleen te em \ olkmar streelde zacht Lia’s hand. We *J'a’ nu weet ik ’tgoed gemaakt. nemen allebei vacantie en dan gaan mi,°P rels : naar Wolfsroda en naar ban* V,a<^er' Etu hoef je ook niet meer Hörni -f zh" voor dien mijnheer van mtuld goeie hemel r> " at heb je opeens, jongen ?” a’ "u denk je misschien, dat ’t dat in 0m W olfsroda te doen is ? Maar gelijifïat niet op. want dat is onmovoór „ Met landgoed is bestemd hieid hij zich in, want " .llaJ hij zich verpraat. ”j 16 kH)gt dat ?” de' wm natu’lrlijk degene, die het volgens onver nU eenmaal hebben moet. Bij een M>liou(l'e< ni<^>aar er%oed moet rekening kelen .6n Wo,'d(‘" met zekere wetsartiyye'I'He zeggen, die zeggen. ...” Pi j . rabbel je nu toch voor onzin ? e ijk had Volkmar den eenig
mogelijken uitweg uit zijn verwarde rede gevonden. „Volgens de familiewetten van het geslacht, van Bubbo erft altijd de zoon. Maar nooit de dochter.” „Dus dan had ik dien mijnheer van Römhild heelemaal niet hoeven te trouwen J” „0, nu wil je zeker onze verloving i maar meteen weer afmaken ? Ik ben j dus alleen de reddende stroohalm tegenover dien anderen geweest ? „Hebben jullie nou al ruzie V’ „Ja,” lachte Volkmar tegen zijn broer, die weer binnengekomen was, „maar alleen om een reden tot verzoening te hebben.” Hij liep op Kuno toe en fluisterde hem in het oor: „Ik waarschuw je! Als er aan die geheimzinnige santekraam niet heel gauw een eind komt, praat ik mijn mond zeker voorbij ! Is me dat ' een verwikkelde historie niets voor mij !” „Komen jullie maar eerst eten !” antwoordde Kuno alleen. Toen zij aan tafel zaten en Lia van den eenen broer naar den anderen keek, kon zij maar niet begrijpen hoe zij ooit, aan den oudsten gedacht had. Wie ging er nu boven Volkmar ! ZESTIE NI) E HO0F1) S T U K Baron van Bubbo zat ineen taxi en reed naar het westen van de stad. Hij was zooeven op het hoofdbufeau van politie op liet Alexanderplem geweest, waar hij uit het bevolkingsregister het adres van Gisela Walkenthin had laten opdiepen. „Zehlendorf, Handelstraat 7. Da’s komiek !” De edelman van Wolfsroda zat zoo’n beetje voor zich uitte brommen. „Villawijk! Ontslag genomen als secretaresse op het bureau van het rijksboschwezen. .. Merkwaardig geval ! Die moet goed in het geld zitten. Vergiffenis vragen ? De ouwe Reeling is stapelgek ! Wat zal die bengel oogen opzetten, als zijn grootvader opeens weer voor hem staat!” De chauffeur had zich al een paar keer omgedraaid en zijn zonderlingen passagier, die nu eens lachte, dan weer mopperde, een vragenden blik toegeworpen. Goed beschouwd leek die ouwe baas hem toch geen dronken type toe. Maar een raar heerwas ’t zeker. . . . Hij zag er ook zoo gek uit, met zijn lange bontjas, die om zijn forsche gestalte spande, en met zijn ouderwetsche pels- j muts, die veel weg had vaneen theewarmer. En dan die groote grijze baard , en die woeste wenkbrauwen ! En toen i die kolos inden auto ging zitten, leek ( het wel of de wagen heelemaal in elkaar zakte. .. „Asjeblieft, meneer, we zijn er . ”wat kost dat grapje?” j „Vijf vijftig.” „Afzetters zijn jullie !’ Maar het antwoord, dat den chauffeur al op de lippen lag, bleef steken, want de baron had hem twee taler in de hand gedrukt en keek verder niet i naar hem om. Ook het naambord bij . de deur ontging hem geheel hij had L alleen oog voor de villa, die hij cntisch j)ck66ki „Zelfs geen gordijnen! Natuurlijk ’n huishouden van Jan Steen ! Arme Winfried !” ~ . Het was Maandag en m den namid. dao- •de typisten waren al vertrokken, r Lia was 'op het laboratorium bij de : broers aan het werk. De loopjongen maakte open. r f OEI) T VETiFO L 01)