aan zijn voeten gekronkeld lag. Als Martini boog, werd hij gebeten. Martini was een schurk ; hij had Hawley’s robijnen gestolen ; maar hij was een mensch, een mensch in n00d.... Hawley kon ontsnappen maar mocht hij Martini in doodsgevaar laten ? Hij kón misschien helpen, al was ’t met groot gevaar voor zichzelf. In Bengalen had hij Indiërs met slangen zien omspringen. Hij moest. . . . Misschien mocht hij van de omstandigheden partij trekken, met Martini onderhandelen : zorg, dat ik mijn robijnen terugkrijg, dan zal ik je leven redden.... Nee, men sjachert niet met iemand, die den dood voor oogen heeft! Hij moest helpen. Hawley trok het dek van de slaapbank achter hem. Langzaam bewoog hij zich naar voren, duim voor duim, de slang, die hij vermeesteren wilde, scherp in ’t oog houdend. Minuten lang bleef hij achter de cobra staan. Toen, met een snelle beweging, gooide hij de deken over de slang, om haar het bijten te beletten. De staart bleef er buiten steken. Hawley greep dien, rukte de cobra neer en gooide haar op den vloer. Voor het dier zich weer op kon buigen

had Hawley zijn voet op het lichaam gezet, zoo dicht bij den kop, dat die zich niet keeren, niet bijten kon. De staart van de cobra zwiepte en krulde woedend. De booze bek ging met een sissend geluid open. Hawley trok de deken naar zich toe en begroef er den slangenkop in. Zijn hart sloeg wild, hij bukte zich, kneep zijn vingers stijf om het smalle stukje slang tusschen den kop en den rand van zijn zool. Als hij dien greep vol kon houden, kon de slang niet bijten. Hij nam zijn voet weg, tilde de slang hoog op. De roerige staart omstrikte en striemde zijn beenen. Met zijn vrije linkerhand trok liij de plooien van de deken omhoog en wrong er den zweependen staart in. Hij keerde zich om, schopte de deur van het toilet-kamertje open, slingerde er de deken met slang in en smeet de deur dicht. Hij leunde tegen den wand en haalde diep

adem. Knarsend hield de Bombay-express zijn vaart in. Hij zag de lichten vaneen station. Hij zag den lach van diepe opluchting en dankbaarheid op Martini’s gezicht. Martini had zich nog niet verroerd. Hawley ging naar het portier en opende het. Hij wou hulp halen voor Xavier, die nog op den grond lag, zooals hij was neergevallen. Toen Hawley het perron opstapte kwam hij in botsing met den grooten, zwartgebaarden dokter Lenoir. Achter den IJvin ï-, (1 ali W1 IV VI l/ll'O IVI m

Franschman kwam inspecteur Prike. „Er is iemand door een cobra gebeten,” riep Hawley. „Kunt u. .. .” „Cobra ? Welke idioot heeft mijn cobra’s losgelaten ?” vroeg dokter Lenoir. „Welke dief heeft er aan mijn bagage gezeten ?” „’t Was een ongeluk,” zei Hawley. „Er is iemand gebeten....” „Dus mijn cobra’s zijn dood ?” riep Lenoir opgewonden. „Waar zijn mijn konings-cobra’s ? Zeker dood, anders kon u zoo niet door dien coupé loopen.” Hij stapte over het lichaam van Xavier heen, raapte de leege tasch en den linnen zak van den grond en liet ze

toen met een mistroostig gebaar weer vallen. „De slangen zijn daar,” wees Hawley. „Levend en wel. Maar deze....” „Hoe lang is ’t geleden, dat hij gebeten werd !” vroeg Lenoir. „Een minuut of veertig, denk ik.” „En hoe lang bewusteloos ?” „Twintig minuten zoowat.” Doctor Lenoir schudde het hoofd. „Er schijnt een ader geraakt te zijn. Ernstig geval. Maar....” Hij haalde een kistje onder eender banken vandaan, nam er een spuitje uit, brak de spits vaneen tube serum en vulde het spuitje. „We zullen hem waarschijnlijk kunnen redden,” zei doctor Lenoir, terwijl hij den bewust.eloozen Xavier het serum inspoot. „Ofschoon hij ’t niet verdient. . . . Met zijn handen ineen anders bagage te zitten. . . . ” „Ziezoo, Hawley !” Inspecteur Prike, die op het perron was blijven staan toezien, stapte nu in en greep Hawley’s arm. „Je vacantie is om. Je zult wat te verantwoorden hebben !”

„Ik moest Martini achterna, inspecteur,” zei Hawley. „Wie is Martini ?” „Deze man hier....” Hawley keerde zich om. Zijn gezicht betrok. Martini was verdwenen. Het raam aan den anderen kant van het rijtuig stond open. Hawley stond op zijn lip te bijten. „Kom maar mee, Houdini,” zei inspecteur Prike, met een paar handboeien zwaaiend. „Laat eens zien, of je hier óók uit kunt komen.”

EEN KAARS VOOR DE H. H. NEREUS EN

ACHILLEUS (12 MEI)

H.H. Nereus en Achilleus, inde oudheid veel vereerd, zijn heden voor de meesten onbekenden geworden en zouden het wellicht nog méér zijn, als een hun toegewijde kerk in Rome hun gedachtenis niet levendig hield en vooral ook, indien de H. Achilleus niet de naampatroon was van den regeerenden paus Pius XI, die Achilles Ratti heet.

Nereus en Achilleus waren, ondanks hun Grieksche De H. Domitilhi niet haar namen, twee Romeinsche soldaten, waarschijnlijk raadslieden de IJ. 11. Nerem en Achilleus (naar n praetorianen. Vermoedelijk behoorden zij tot de- schilderij vanP.D.Rubens) genen, die belast waren met de uitvoering der doodvonnissen, ook van veroordeelde Christenen. Haar zij verlieten, zoo getuigt het grafschrift, dat paus Damasus voor hen dichtte, het goddelooze kamp van den tyran en vonden inden marteldood den triomf van Christus. Het jaar van hun marteling is niet bekend; waarschijnlijk was het onder de vervolging van Diocletianus. Inde vroegste christeneeuwen was hun gedachtenis hoog geëerd en reeds inde vierde eeuw verrees er boven hun graf inde catacomben een kleine basiliek. Hun graf bevond zich nL inde catacombe, die genoemd is naar Domitilla, de kleindochter van keizer Vespasianus en echtgenoote van den H. Flavius Clemens, die na den marteldood van haar gemaal verbannen werd. Domitilla was de eigenares vaneen stuk grond aan de Via Ardeatina in Rome, dat door haar bestemming eeuwenlang als begraafplaats voor de Christenen heeft gediend. Zelf wordt zij als heilige vereerd en haar feestdag valt op den 7ep Mei. De legende heeft, wijl de beide heiligen inde Domitilia-catacombe hun graf gevonden hebben, hun levensgeschiedenis met die van de H. Domitilla in verband gebracht. Nereus en Achilleus zouden de raadslieden van Domitilla geweest zijn, die haar in haar christelijke levenskeuze hebben gesterkt.

Engelsch-I ndis c he Spoorwegen BOMBAY-EXPRESS Aankomst Itarsi Vrijdag 21 u. 20. TWINTIGSTE HOOFDSTUK Een bleeke maan hing laag boven de heuvels, toen de Bombay-express op tijd uit Itarsi wegstoomde. Het liep naar tien uur, en de thermometer in het eetsalon was gedaald tot 81, een aanwijzing, dat de koelte van den avond naderde. William Luke-Patson had de geheime dossiers D en E nagezien, op verzoek van inspecteur Prike. Hij was juist met die taak gereed. „Alles in orde, inspecteur,” zei Luke-Patson. „Geen papieren zoek ?” „Voorzoover ik na kan gaan niet, inspecteur.” „Is u niets bekend van documenten, die een beschuldiging van spionnage tegen kapitein Worthing

bevatten V’ ~’t Is mogelijk, dat Sir Anthony iets van dien aard had,” zei Luke-Patson. „Ik wist niet eens, dat er zoo'n aanklacht was ingediend. Is dat gebeurd?” „Ik weet ’t niet, zei inspecteur Prike. „En hoe zit ’t met madame Smeganoff ?” Luke-Patson glimlachte. „Ik denk niet, dat, de gouverneur zich met zoo iemand zou bemoeien,” zei hij. „Is dat uw afdeeling niet van ’t C.I.D. !” De inspecteur knikte. „Er is echter geen enkel rapport over eene madame Smeganoff binnengekomen,’ zei hij. „Zeer zeker niet langs den normalen weg.” „En Beatrice Jones?” „De politie in Calcutta heeft geseind, dat ’t waar is van dien anoniemen brief, waar Lady Daniels over sprak,” zei de inspecteur. „Maar er was op den Karaiya-weg geen Beatrice Joneste vinden, en ergens an-

ders ook niet.” „Geheimzinnige boel.” „Ja. ... U moest maar gaan slapen, meneer Luke- Patson.” „En u ?” „Ik zal hier op de bank een beetje zien te rustenlk slaap niet graag midden in zoo’n onderzoek. Als ik den moordenaar van den gouverneur en den maharadja te pakken heb, slaap ik vierentwintig uur achter elkaar.” „Hebt u al een idee, wie de dader is, inspecteur ? Inspecteur Prike schonk zich een glas whisky in„We zijn nog een goede vierhonderd mijl van Boinbay af,” zei hij langzaam. „Wel te rusten, Luké- Patson.” „Wel te rusten, inspecteur.” Inspecteur Prike goot water in zijn glas bij en nam een teug. De ventilators sloegen hun gezoem door het lied van de rails heen. De passagiers van het extrarijtuig waren in slaap of tenminste in bed-Lady Daniels had haar gewone compartiment i» gebruik. Inde andere drie had Prike Luke-Patson en kapitein Worthing, Edward Breeze en den Brahmaan, dokter Lenoir en Xavier bij elkaar geplaatst.

WOEDT VERVOLG D