TERE HUID.> LET DAN OP DEZE 3 DINGEN:

Wind en regen, stof en vuil, zon en koude, dit zijn allemaal factoren die de huid uitdrogen en oud maken. Neem iedere dag die paar minuten om de vochtinbrengende, halfvette dagcrème Tokalon met Hygroplex op te brengen, die uitsluitend gecreëerd werd om uitdroging van de huid tegen te gaan. Dank zij Hygroplex geeft de vochtinbrengende, halfvette dagcrème Tokalon met Hygroplex uw huid weer haar normale, evenwichtige vochtgehalte. Hierdoor herleeft de huid. Neem de proef en u zult zien dat de resultaten verrassend zijn. Gebruik Tokalon crème met Hygroplex regelmatig. Over uw huid behoeft u zich dan geen zorgen meer te maken. Indien u een vette huid hebt, gebruik dan de vochtinbrengende niet-vette dagcrème Tokalon met Hygroplex, de nieuwe crème die de afscheiding van de huidtalg reguleert.

‘ ioka|on

TOKALON VOOR NIEUWE NATUURLIJKE SCHOQNHEID

omdat de machinist hem een tijdje geleden had afgesnauwd, toen de druk in de ketel was gedaald. Er hoeft maar even iets tegen te zitten en hij is al van de kook, zei de jongen bij zichzelf. Hij is doodsbenauwd voor zijn reputatie.

De machinist kwam van zijn kruk af, keek naar de manometers en knikte goedkeurend. Hij kwam naar de jongen toe en ging met een hand op diens schouder naar buiten staan kijken. ~We hebben er behoorlijk de sokken in. Met dit gangetje komen we hoogstens acht minuten te laat in Geelhout aan.”

De jongen had de indruk, dat hij alle moeite deed om het weer goed te maken, maar hij hield zijn hoofd de andere kant uit. Hij kan naar de hel lopen, dacht ...

De machinist gaf een vriendschappelijk kneepje in zijn schouder. ~Het spijt me, dat ik je heb afgesnauwd, Johnny. Zijn we weer goeie vrienden ?” Hij probeerde zijn woorden zo opgeruimd mogelijk te laten klinken. De jongen haalde zijn schouders op en bleef met een strak gezicht de duisternis in kijken. ~Zal wel. . . Mij best.” De machinist zocht zijn plaatsje op de kruk weer op. In de verte gloeide langs de spoorlijn een rood licht, dat enkele seconden later plotseling in groen veranderde. De machinist gromde voldaan en keek op zijn horloge. „Geelhout!” riep hij naar de jongen, die weer met de schop in de weer was, ~Maar acht minuten over tijd.” De jongen knikte.

De machinist hief een arm en het de fluit gieren; twee lange stoten, even een pauze, dan weer twee lange stoten. Vlak daarop stoven zij het slapende stationnetje voorbij. Als een stormwind, die kwam aangeraasd van de donkere vlakte, rukte het geluid van de voorbijsnellende trein aan ramen en vensters van de nachtzwarte gebouwen, ging dan weer op in de duisternis van het veld. De jongen leunde uit de cabine en keek naar het allengs kleiner wordende signaal. Hij dacht aan die snikhete dag, toen ze in Geelhout gestopt hadden en er met de chef een brandewijntje hadden gedronken. En ook dacht hij opeens weer aan de oude Ford, die juist was weggereden, toen zij het station binnenkwamen. Eigenaardig, mijmerde hij, dat zulke onbelangrijke dingen zo lang in je geheugen blijven hangen. Het was maar een doodgewoon, smerig Ford je, vaalgroen en met een gele voorruit, en toch herinner ik me het vehikel. Hij fronste zijn wenkbrauwen en probeerde zich nog meer te herinneren. O, ja, er zat een donkere man achter het stuur met een kleine jongen naast zich. Toen zij er met de trein langs reden, had hij ze duidelijk gezien de man met zijn ogen recht voor zich uit gericht en de jongen vol belangstelling kijkend naar de trein.

Het schoot hem nu ook te bij nen, dat de stationschef hadji zegd, dat ze gekomen waren oi water te kopen. Hij vroeg ar af, wat er van hen geworden wi Och, zei hij bij zichzelf, we zitü op zijn tijd allemaal weleensi de beroerdigheid. Neem nou dl boer. Als het regent, heeft hij« flink bedrijf met het nodige u en rijdt hij in een eigen wagd Maar dan ineens komt er e« droogteperiode en na één nad is hij niks meer, alleen maar e« arme blanke: een vermoeid ouwe vent met een vies, klei jochie in uitgestukte kleren, é om water van de spoorwegd komen schooien. Zo is het leve nou eenmaal. Je wordt er gee fluit wijzer van.

Hij pakte zijn schop weer o en porde ermee in de kolen. Opnieuw floot de trein: m woe-woooooeee-woooeee. . . Nog even en dan waren ze i de stad.

Plotseling was Jamie wakh Hij opende zijn ogen en begre meteen waar hij was. Op zijn r gelegen tuurde hij omhoog do het netwerk van doorntakkf die zachtjes heen en weer beW gen in het vroege ochtendbriesi Kiewiet sliep nog steeds; ineq gerold, zijn armen tegen zi borst gedrukt, lag hij naóist hei Roerloos luisterde Jamie eift ogenblikken naar de geluidi van de dageraad. Parelhoende waren vlakbij naar voedsel ag het zoeken. Hij hoorde hu zachte t-t-t-t-t, terwijl ze tuss het kreupelhout aan het pikh waren. Daarginds moet erge de bufiel zitten, dacht hij, tuss de struiken. Zou hij in de gat hebben, dat wij hier zijn ? E weet hij, dat we jacht op he maken ? Hij sloot zijn ogen « zag voor zijn geest de buffel oi der een boom liggen, gezapi herkauwend en knikkebollenr met zijn machtige kop. Ik er eigenlijk niks meer voor od dat dier van kant te maken. U haat hem ook niet langer meej Maar alsof hij met die gedachlj verraad pleegde aan de nagi dachtenis van zijn vader, zetll hij ze meteen resoluut van zie af. Zachtjes schudde hij Kii wiet door mekaar. De negerjoi gen draaide zich om en deed zij ogen open.

~Opstaan, Kiewiet,”zei Jamii Hij kwam zelf ook overeind e rekte zich uit. Het vuur was uil wat koude, witte as was wat er nog van restte. Er zat noÉ een beetje karnemelk in de bas. Hij nam er een slok van q reikte de rest aan Kiewiet, dü geeuwend zijn ogen uitwreef. | ~Zorg dat er nog wat in blijft Kiewiet. Misschien zitten wl hier de hele dag nog.” | Kiewiet knikte, nam een langi teug en deed de houten stop weel op de kalebas. Daarna hing hl hem aan de riem over 2djn schou der. I

Jamie pakte zijn geweer oJ en v'eegde met een punt vii zijn hemd de dauw eraf. Toe»