SPAREN

Op de eerste plaats gaat het erom de kinderen zelfbeheersing te leren

gezegd; „De fabrikanten van schoonheidsartikelen verkopen geen crèmes, zij verkopen hoop. Men koopt geen sinaasappelen, maar levenskracht. Men koopt geen auto, maar prestige." Er is in onze maatschappij een verbruiksprestige ontstaan. Dat wil zeggen, dat wie het meest verbruikt, een goede kans maakt ook het meest in aanzien te komen. Om technische redenen ‘ is het bijvoorbeeld echt niet ' nodig om elk jaar een nieuwe ■ auto te kopen, maar het ■ maakt wel indruk, als men 'I het kan doen.

f Als men de jongelui gade■ slaat, die 's avonds in de stad t hun amusement zoeken, dan i wordt heel duidelijk, hoe ■ sterk dit verbruiksprestige t ook bij hen werkt. Zij schep- graag op met hun nieuwe, ■| knalrode bromfiets of met de ■| nieuwste snufjes, die zij erop ' hebben laten monteren. De “ meisjes willen niet achterblij' ven bij de vriendinnen, wan■ neer die een nieuwe japon of het nieuwste model schoenen “ hebben aangeschaft. Een ie■ der wil profiteren van de wel■' vaart en dat niet alleen: hij ■ wil ook aan anderen bewij“ zen, dat hij erin slaagt van de welvaart te profiteren. Dit " kan onder andere gebeuren * door te laten zien, wat wij * ons voor onze kinderen alle■ maal kunnen permitteren (het ’ kopen van kleding, speelgoed * en snoep, het organiseren van •* partijtjes, het laten meemaken *■ van grote vakantiereizen enzovoort). Wij zijn allemaal in meerdere of mindere mate gegrepen door de concurren" tiezucht. Wat onze buren hebben, willen ook wij bezit“l ten. Men mocht eens denken, dat wij minder succes zouden -■ hebben in het leven!

Het afbetalingssysteem maakt het ons erg gemakke*■ lijk om aan de sociale „con- currentie" het hoofd te bie" den. Wij kunnen de dingen die wij graag hebben al aan-■ schaffen, voordat wij het geld ervoor hebben. Vroeger ‘5 spaarde men soms jarenlang '■ gulden voor gulden, totdat '■ men het bedrag bij elkaar ®l had, dat nodig was om het 5j begeerde ameublement of de ® wasmachine te kunnen kopen. Tegenwoordig leeft men uit de mentaliteit: Waarom zou ** je er alvast niet van genieten "■ en later betalen? Een gedach"'l te die aantrekkelijk is!

In de wereld, waarin onze kinderen opgroeien, is de vraag of het zin heeft hen tot spaarzaamheid op te voeden derhalve wel erg actueel. Is spaarzaamheid nog wel een deugd en is het geen onbegonnen werk te proberen onze kinderen nog sparen te leren?

Bij de beantwoording van deze vragen blijven wij buiten de economische redenen, die al of niet voor het sparen kunnen worden aangevoerd. Wij willen ze van een opvoedkundig standpunt uit benaderen.

Laten wij dan meteen maar stellen, dat het sparen geen doel op zichzelf is. Het gaat er in het leven niet om zoveel mogelijk geld op te potten. Integendeel, als onze kinderen zich door dit ideaal zouden laten leiden, dan zouden wij moeten proberen hen zo spoedig mogelijk tot andere gedachten te brengen. Een dergelijke mentaliteit berust op levensangst of egoïsme. Bij het aankweken van spaarzaamheid gaat het om heel iets anders. Op de eerste plaats gaat het erom onze kinderen zelfbeheersing te leren. Zij moeten leren weerstand te bieden aan de verleiding om de dingen, die zij graag zouden willen bezitten, ook onmiddellijk aan te schaffen. Zij moeten leren geduld te hebben, naar iets toe te leven, dat wel in de toekomst, maar nog niet in het heden bereikbaar is. Dat vraagt het leven immers op allerlei terreinen! Zo moeten zij het geduld opbrengen om, voordat zij een beroep gaan uitoefenen, een jarenlange studie te volgen of zij moeten vaak jarenlang wachten, voordat zij kunnen trouwen, enzovoort.

Het is de kunst om in het leven afstand te kunnen doen van een onmiddellijke bevrediging en het sparen is daartoe een uitstekend hulpmiddel, Het kind zou wel graag dat kwartje aan een ijsje willen besteden en de puber zou wel graag dat nieuwe plaatje hebben, maar het is een teken van zelfoverwinning, als zij ervan af kunnen zien en het geld sparen voor iets waardevollers in de toekomst. Heeft de jeugdige dit sparen niet geleerd, dan komen er moeilijkheden, zoals bijvoorbeeld blijkt bij sommige jonggeliefden, die wel graag samen uit-

gaan en geld uitgeven, maar niet de moed kunnen opbrengen te sparen voor de uitzet.

Een andere waarde van het sparen kan gelegen zijn in de versterking van het zelfgevoel. Men moet ons goed begrijpen. Wij bedoelen hier niet het zelfgevoel van de steenrijke bankier of oliemagnaat, die door het leven gaat met het gevoel, dat hij door zijn bezit onaantastbaar is. Nee, wij bedoelen, dat een kind, zodra het iets bezit, niet meer volledig afhankelijk is van anderen en een eigen bijdrage kan leveren, bijvoorbeeld bij het kopen van cadeautjes voor vader- en moederdag, voor verjaardagen en voor het bezoeken van een ziek vriendje. Wij zullen weleens gemerkt hebben, hoe trots een kind is, als het ons een cadeautje geeft, dat hij uit zijn eigen spaarpot betaald heeft. Het vindt dat veel fijner dan wanneer wij het van tevoren het benodigde geld hebben toegestopt. Het is iedere keer weer opnieuw interessant te constateren, hoe gemakkelijk kinderen iets, dat voor anderen bestemd is, uit eigen ~financiën" bekostigen. Van deze spontane bereidheid kunnen wij een goed gebruik maken in de opvoeding tot spaarzaamheid. Wij kunnen hen namelijk laten ervaren, dat sparen geen doel op zichzelf is, maar dat het kan dienen om anderen gelukkig te maken. Sparen is dan niet langer een angstig of egoïstisch geld wegleggen voor een ~appeltje voor de (eigen) dorst", maar iets, waardoor werkelijke waarden gerealiseerd kunnen worden. En zulk sparen is ook (juist!) in deze tijd bijzonder zinvol! De vraag is nu, hoe wij bij onze kinderen deze spaarzaamheid kunnen aankweken.

Laten wij er zo vroeg mogelijk mee beginnen en laat het voor het kind iets plezierigs zijn! Het heeft geen zin het met ijzeren hand te dwingen alles wat het krijgt in zijn spaarpot te stoppen. (Er zijn al heel wat tranen omwille van de gehate spaarpot door kinderen vergoten!) De kinderen moeten er zelf schik in krijgen, doordat zij ervaren, dat het sparen tot iets dient. Met andere woorden; zij moeten niet in het wilde weg sparen, maar voor iets bepaalds: het cadeau voor moe-

ders verjaardag, een nieuwe schooltas, een reisje naar grootmoeder enzovoort.

Voor het wat grotere kind kunnen wij het sparen aantrekkelijk maken door het zelf regelmatig het geld op zijn spaarbankboekje te laten zetten. Het moet het gevoel hebben, dat er niet voor hem, maar door hem wordt gespaard.

Onze kinderen moeten dan uiteraard iets krijgen, waarvan zij kunnen sparen. Is het wel verantwoord hun zoveel zakgeld te geven, dat zij er nog van kunnen sparen? Of doen wij verstandig hun net genoeg te geven voor hun wekelijkse uitgaven (contributie voor de sportclub, een traktatie na de wedstrijd, het abonnement op het jeugdblad) en zelf te zorgen, dat hun spaarvarken wekelijks vetter wordt?

In dat laatste zien wij weinig heil. Het gaat immers niet om het vette varken, het gaat erom, dat onze kinderen leren met verantwoordelijkheidsgevoel met geld om te gaan en de houding van spaarzaamheid verwerven.

Naar onze mening moeten wij dan het risico aandurven, dat misschien enig geld, dat wij graag in de gleuf van de spaarpot hadden zien verdwijnen, bij de patates-fritesbaas of de juffrouw van de snoepwinkel terechtkomt. Vanzelfsprekend moeten wij wel het risico beperken en onze kinderen een verantwoordelijkheid voor geld geven, die aangepast is aan hun leeftijd. Gaat het bij onze schooljeugd misschien om een paar dubbeltjes of kwartjes, bij onze verdienende kinderen kan het wellicht gaan om tientjes, De verwachtingen, die wij ten aanzien van hun spaarzin koesteren zijn dan natuurlijk dienovereenkomstig. (Zo is het bijvoorbeeld gewenst, dat onze grote kinderen zelf voor hun uitzet sparen en die niet kant en klaar door ons aangeboden krijgen.)

Sparen is in onze tijd voor velen niet bijzonder aantrekkelijk. De „oppotter" is een weinig sympathieke figuur. Toch heeft het zin onze kinderen te leren spaarzaam te zijn. Niet zozeer om wat zij daardoor krijgen, maar om wat zij worden. G. BRUYÈRE