De kinderen van de buitenlandse arbeiders passen zich wonderlijk snel oan: José Planells I Correcher (12),

lAngeles Sarrio Oltver (11) en

I Maria Encarna Planells Correcher (8) een zusje van José zijn nog geen jaar hier, maar zij spreken vloeiend Nederlands en in de klas hebben zij geen enkele moeite om mee te komen!

meer op. Op het TV-toestel prijkt een Hollandse molen met een lampje erin. Draai je aan de wieken, dan begint een speeldoos „Tulpen uit Amsterdam” te tjingelen. . . „Wij willen voorgoed in Nederland blijven. . .”

De familie Gallardo denkt er precies zo over.„We zijn nu gewend; het was moeilijk. Maar nu willen we graag blijven.” Ook hier heeft men de maaltijden aangepast: de ene keer Spaans, de volgende maal Nederlands. „Het is wat het eten betreft zo fijn, dat de winkels in de buurt zich hebben aangepast aan onze gewoonten. Wij kunnen hier voor onze Spaanse schotels dezelfde ingrediënten krjjgen als in Spanje.

KINDEREN

Aanpassing. . . Voor de een gaat het makkelijker dan voor de ander. Heel belangnjk is in dit opzicht of de kinderen zich snel in het nieuwe land thuisvoelen. Zijn die gauw gewend, dan lukt het met moeder ook wel. . .

UIV Het is bijzonder opvallend, hoe razend snel over het algemeen Italiaanse en Spaanse kinderen vertrouwd raken met onze gewoonten. Zij hebben eigenlijk de minste moeilijkheden. Het is bijvoorbeeld typerend om te zien, hoe ongelooflijk vlug de kinderen zich op school aanpassen. Men zou verwachten, dat de taal het grootste struikelblok zou zijn, maar wonderlijk genoeg leren de meeste kinderen in verbluffend snel tempo Nederlands, zó zelfs, dat zij het onderwijs met gemak kunnen volgen, leeslesjes voordragen en dictees maken. „Zij komen hier de eerste dag met ouders en een tolk, vertelde een onderwijzer mij, „maar binnen een paar weken fungeren zij als tolk voor hun ouders.” Dat dit niet zo maar een „sterk verhaal” is, kon ik even later zelf constateren in de vijfde klas van die school, waar een jongen van twaalf jaar, die zeven maanden in Nederland is, praktisch foutloos een bladzijde uit een boek voorlas. . . De jongste zoon van de familie Gallardo, acht jaar oud, die in Nederland voor het eerst naar school is gegaan, spreekt uiteraard wel Spaans, maar hij kan het niet schrijven. Als hij een briefje wil pennen, kan hij het alleen in het Nederlands. . . Het zijn deze kinderen, volop in de Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes, die snel acclimatiseren en daarmee tevens voor hun ouders een brug slaan tussen hun eigen en ons land, . .

Het woningvraagstuk ligt ook voor vele buitenlandse arbeiders moeilijk. In Enschede hebben de industrieën op diverse plaatsen in de stad caravankampen geïnstalleerd als tijdelijke huisvesting voor de buitenlandse (en ook voor enkele Nederlandse) arbeiders.

Daarmee wil niet gezegd zijn, dat het overschrijden van die brug betekent, dat de buitenlandse arbeiders en hun gezinnen Nederlanders zijn geworden of zelfs maar zullen worden. Misschien, als zij voorgoed hier blijven, dat hun kinderen dat eens zullen bereiken. De ouders zelf blijven Italianen en Spanjaarden in Nederland. Typerend hiervoor is wellicht de uitspraak van mevrouw d'Alessandro uit Enschede: „Ik wil me hier zo goed mogelijk aanpassen; ik zoek ook wel contacten met Nederlanders. Nee, ik volg geen taalcursussen of wat dan ook. Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar ik wil Italiaanse blijven en tegelijkertijd wat vernederlandsen. Hoe, dat laat ik maar aan de Voorzienigheid over, . ."