I lozingen ten aanzien van elkaar. Het zou goed zijn voor 'ten normale groei naar een normale vraagstelling over die eenheid van vader en moeder. Afgezien nog van de „veiligheid”, die ervan uitgaat op de affecties van het kind.

Deze normale, spontane, „geleidelijke”, vanzelfspreken'le voorlichting biedt ook de meeste kans tot het aangeven van de band tussen lichamelijkheid en liefde. Er b niets zo belangrijk als dat telkens het menselijke van il het lichamelijk-seksuele wordt aangeduid. De zingeving door de liefde, de zinloosheid zonder de liefde qn de belangrgkste asgiecten van een goede voorlichting. Daarom zal de samenhang met de liefde ook telkens veer zo duidelijk mogelijk moeten worden gezegd in de voorlichtingsgesprekken. En dat kan weer het beste als die liefde, ook de affectieve liefde tussen ouders en i kinderen, maar vooral ook tussen de ouders onderling, in het gezin ervaren wordt. De gesprekken worden dan lis het ware in een vanzelfsprekende samenhang geplaatst.

Eigenlijk staat of valt met die affectief gunstige sfeer in het gezin het „succes” van een goede seksuele opvoeding. Dan is de vraag: „in of buiten het gezin voorlichten” ook geen echte vraag meer. Het belangrijkste gebeurt dan in het gezin, zelfs al zou een vader of een moeder niet zo sterk zijn in het praten over deze zaken. Het is dan niet gebrek aan goede wil, maar • een bepaald soort onmacht. En het belangrijkste j hebben ze dan al gedaan: voorlichten zonder woorden. I Mag de voorlichting, de eigenlijke voorlichting in een gesprek met de kinderen, door anderen worden overge-Domen? Op zichzelf lijkt daar geen bezwaar tegen te zijn. Maar er moet dan wel voldaan worden aan diezelfde voor-Iwaarden, die we al bespraken: niet geheimzinnig, niet apart en de samenhang met de liefde aangevend. En de belangrijkste voorwaarde blijft natuurlijk, dat het met volledig medeweten en in volledig overleg met de ouders gebeurt.

Ook Igkt er helemaal geen bezwaar tegen te zijn dat over al deze zaken in groeps- of klasseverband gewoon gesproken wordt, als het bij de gewone gang van zaken te pas komt. Het kan te pas komen bij allerlei onderwerpen. waarin kinderen gewoon het leven verkennen. Er is geen enkele reden om dan aan dit onderwerp voorbij te gaan. Ook in de catechese kan het te pas komen. Maar daarbg staan er nog steeds veel signalen op rood. I Zoals in alles zijn ook ten aanzien van het seksuele in het ' verleden kinderen veel te vroeg en veel te onaangepast gebonden aan zonde en moraal. We mogen daar niet te I licht over denken. We zitten nog steeds met een erfenis I uit het verleden. De angst voor het seksuele van vroeger was beslist fout. De moderne seksuele opvoeding is erop I gericht kinderen te behoeden voor het andere uiterste, dat het seksuele verabsoluteerd en daardoor ontwaard zou worden.

Als de affectieve liefde tussen ouders en kinderen in het gezin ervaren wordt, zal de voorlichting vanzelfsprekender zijn.

Maar dan is het beslist noodzakelijk dat voor kinderen bet verband met zonde en verantwoordelijkheid niet vroegtijdig wordt gelegd. Schoolgaande kinderen zullen beel het begrip onkuis en vies en dergelijke kwijt kunnen en moeten raken bij een goede seksuele voorlichting en I opvoeding. En kinderen in de puberteit zullen niet verder belast hoeven worden met verantwoordelijkheid dan ze aankunnen. Er zal nog veel samenspraak nodig zijn tussen gezin, school en kerk voordat de rode signalen weer op veilig staan. Maar in het algemeen mogen we vaststellen, dat er al veel I bereikt is in een groei naar gezonde voorlichting en op-I voeding. Telkens blijkt weer dat bijna alles afhangt van de sfeer in de gezinnen. Afgezien van persoonlijke om-

standigheden in huweigken tussen de ouders, is er een gemeenschappelijke erfenis van het verleden, waar allen buiten hun eigen schuld om nog steeds mee te maken hebben.

De oorzaken daarvoor zijn moeilijk in een kort bestek aan te geven. Het zal ook niet nodig zijn dat ieder daarmee volledig op de hoogte is. Wat wel iedereen aangaat, is, dat we samen moeten werken aan het ontstaan van een nieuw klimaat.

Een artikel als dit kan niet meer zijn dan een heel bescheiden aanzet. Het eigenlijke werk moet telkens gedaan worden in het heel concrete contact tussen deze ouders, deze onderwijzers, deze opvoeders, in het belang van telkens afzonderlijke kinderen, die hopelijk in het algemeen gesproken in het lichamelijk-seksuele aspect van hun liefdesleven gelukkiger zullen worden dan de meesten van ons geweest zijn.