Al heel vroeg kan het verhaal over de komst van baby's hee) concreet aan kleine kinderen worden verteld, als ze zelf iets aan moeder zien.

worden. De voorlichting moet ook niet helemaal apart op een bepaald tijdstip gegeven worden: kinderen moeten gewoon geleidelijk worden voorge-\ licht in antwoord op uitgesproken of niet uitgesproken vragen. Ook als onderwerp van gesprekl moet de voorlichting niet los staan van de rest van \ de opvoeding: de samenhang met de andere levens- ] geheimen, vooral de samenhang met de liefde, moet; vanaf het begin in het gesprek betrokken worden. Dit zijn belangrijke verworvenheden van de laatste jaren. Maar omdat de vercuutering in het denken zo snel is gegaan, moet er toch over de toepassing van deze inzichten nog veel gedacht en samenge werkt worden in de verschillende pedagogische situaties van school, gezin en jeugdwerk.

Dat kinderen tjjdig moeten worden voorgelicht, betekent niet dat kinderen per se alles moeten weten, alle aspecten en details van het geheim. Het is helemaal niet erg als ze weleens wat horen van anderen, dat ze nog niet kenden. Waar het om gaat is, dat ze weten dat hun vragen oveti dergeijjke kwesties altgd beantwoord worden door hun opvoeders, dat ze daar altjjd „terecht” kunnen en nooit worden afgescheept met een weigering of met uitvluchten. Ook de etalering in het publieke leven van alles wat met seks en voortplanting te maken heeft, hoeft voor kinderen helemaal niet misleidend te zgn, als ze leven in een opvoedingssfeer, waarin men qua mentaliteit al het andere „voor” is. „Je mag alles weten en je weet het veel beter.” In het algemeen kunnen we wel stellen dat de heersende opvatting is, dat kinderen bjj het verlaten van de lagere school moeten zjjn voorgelicht, zowel over het moederschap als het vaderschap. En dat kinderen rond veertien, vgftien jaar op de hoogte moeten zjjn met de voornaamste begrippen, ook omtrent misvattingen en misbruiken in het seksuele.

Ook de sfeer van apartheid en geheimzinnigheid keuren we tegenwoordig af. Als wij vroeger al voorgelicht werden, gebeurde dat met een zekere geheimzinnigheid in een gesprek onder vier ogen. Op veel internaten gebeurde het heel systematisch. Een voor een werden de leerlingen bjj een „voorlichtingspater” geroepen. Men vertelt tegenwoordig wel bet grapje van een vader, die ook zjjn vijftienjarige zoon eens apart riep voor zo’n voorlichting. „Ik moet eens ernstig met je praten over enkele belangrijke kwesties van het leven,” zei de vader zenuwachtig. Het jongetje antwoordde: „Dat is goed, vader; zegt u maar wat u wilt weten.” Zover is het gelukkig nog niet. Wel is iedereen zover dat men inziet je gewoon moet antwoorden als er zich vragen voordoen of als je denkt dat het nu de aangepaste tjjd is om iets te vertellen. Men hoeft zich beslist geen zorgen te maken als daarbjj sommige kinderen er helemaal niet aan toe bljjken te zijn; nog minder als zou bljjken dat het verhaalde gewoon langs hen heen gaat. Veel ouders denken nog steeds dat zo iets ongunstig zal werken. Integendeel: het resultaat van zo’n nog niet begrepen of nauweijjks beluisterde voorlichting is dat ze zeer tjjdig als ze er wel interesse in krjjgen zich zullen herinneren dat vader en moeder er al eens over gesproken hebben, al weten ze niet meer precies wat. Kinderen vragen heel concreet naar aanleiding van wat ze horen of zien. Wat dat laatste betreft zjjn het meestal vragen die betrekking hebben op „kindjes krijgen”, omdat ze iets aan moeder zien. Het verhaal over de komst van de kindjes kan dan ook meestal heel vroeg verteld worden en is op geen enkele manier op geen enkele leeftijd onaangepast. De ooievaar en de bloemkool kunnen voorgoed vergeten worden.

De lichamelijke liefde tussen vader en moeder, zeker wanneer die haar hoogtepunt in de iichamelijke tweeeenheid bereikt, kan natuurigk niet „gezien” worden. Daarover kunnen dus ook geen spontane vragen „uit het zien” komen. Toch is het jammer dat veei ouders zeiden iets laten merken van hun „lief zjjn”, ook in gewone lief-