Er is de laatste jaren enorm veel veranderd met betrekking tot de „praktijk der voorlichting”. Het is allemaal zo snel gegaan dat de merkwaardigste tegenstellingen in opvattingen tegelijk naast elkaar konden bestaan: Het lijkt erop dat we nu langzamerhand tot algemeen aanvaarde gedachten komen. Dat betekent niet dat ook de praktijk al in grote lijnen goed en gezond is, maar we kunnen wel een min of meer rustig overzicht krijgen van de stand van zaken.

ZINVOL door liefde ZINLOOS zonder liefde

Het is goed voor een normale groei noor een gewone vraagstelling, dat kinderen merken, dat moeder en vader lief zijn voor elkaar.

dat zijn de belangrijkste aspecten van een goede voorlichting

DOOR RECTOR D. COPPES

VOORAL BIJ katholieke gezinnen geschiedde vroeger de vooriiditing over het algemeen te laat en op een te problematische manier. Men lichtte kinderen over de Taifgn van geboorte en geslachtelijkheid in als het echt niet langer kon wachten. En dan was er altfld de vraag wie nu eigenlijk die voorlichting zou gaan geven. ledereen vond eigenlijk wel dat de ouders het moesten doen, maar door allerlei oorzaken gebeurde het toch heel vaak door anderen: door een onderwpzer, door een goede kennis, door een priester.

Klassiek is het verhaal van Liesje, die al twaalf was en nog steeds niet wist wat ze nu eigenlijk met haar vader te maken had. Na het prachtige verhaal over haar negen maanden verblgf bjj moeder en haar geboorte, was vader voor hatu- niet veel meer dan een sympathieke vreemdeling, die de kost verdiende. Ofschoon vader en moeder er erg mee inzaten en het voor Liesje een

levensgroot proWeem was, durfden ze bet haar toch niet te vertellen. Totdat oom Rob kwam. Die kon zo goed met kinderen praten. Hem werd het probleem voorgelegd. En hij zou het Liesje wel vertellen, ’s Avonds zaten vader en moeder vol spanning en huiver elkaar aan te kgken, toen oom Rob boven bezig was Liesje „een verhaaltje te vertellen”. Na tien minuten klinkt er een geweldig gestommel op de trap. De kamerdeur vliegt open en een stralend Liesje vliegt vader om de hals, kruipt hem op zijn schoot, geeft hem een groot aantal pakkende zoenen en zegt dan door lachende tranen heen: „Zie je nou wel! Ik had wel gedacht dat ik ook van u was. Domme papa, dat had u toch wel eerder kunnen zeggen.”

Het verhaal is even klassiek als miW. Heel vaak verliep een en ander niet zo vertederend. De meeste ouders vonden het min of meer gênant met hun kinderen over Anr zaken te spreken. Het was nooit onderwerp van

gesprek in het gezin, in geen enkel aspect. Ze hadden ook niet de woordkeus voor zulk soort onderwerpen. Ze kenden bjjna geen woorden. De woorden, die ze kenden, waren weer gênant of „vies”.

Die anderen, die het voor de ouders moesten opknappen, deden meestal wel goed hun best, maar vonden het toch ook geen prettig karwei. Talloze jongens en meisjes zgn daarom nooit persoonlek voorgelicht. Ze haalden zelf hun wetenschap bjj vriendjes en vriendinnetjes of uit stoute boeken. Het gebeurde ook wel dat ze door hun ouders of opvoeders een braaf boekje in handen gespeeld kregen.

Over het algemeen zijn we het nu wet eens op een aantal belangrijke punten: we vinden allen dat de voorlichting tijdig moet zijn; zij moet niet pas komen als er allerlei zaken rechtgezet dienen te