moet u goed luisteren, miss tegen de Rode Wolven van Saint Etienne! Ja, miss, van Saint Etienne aan de Loire! Toen ik liarom Séraphine hoorde rondtnzuinen, dat u zo hoopt uw lamilie daar te vinden, zei ik: „Wat is er nu eenvoudiger dan dat? Waarom gaat die Engelse dame niet naar Castillon om daar een ontmoeting te hebben met de Rode Wolven ? Misschien kan een van hen haar nadere inlichtingen geven over die Baptiste Lombard, in wie ze zoveel belang «elt?"

EnGinoux, ten zeerste gestreeld doorbet goedkeurend gemompel, dat uit de menigte opsteeg, spreidde met een welsprekend jebaar zijn handen uit in de tont van een goochelaar, die een bijzonder fraai konijn uit ajn hoed getoverd heeft. „Dat is erg vriendelijk van u," antwoordde ik.

„Helemaal niet,” zei Séraphine. „Het is wel het minste, dat je kunt verwachten van iemand, die zich christen noemt, vooral wanneer hij dat met koeien van letters op zijn huis geschdderd heeft. Maar we hebben geen tijd te verliezen, als u vandaag nog naar Castillon wilt. Die idioot van een Polyte kan iedere minuut met zijn bus hier zijn. We kunnen beter oversteken om onze hand op te steken; anders rijdt hij nog door.”

Ett warempel, we stonden nog met goed en wel bij het Café vin de Cevennes en van de Sterre der Zee, of Polytes bus kwam over het marktpleintje lanbobbelen. We begonnen allemaa! te schreeuwen en te zwaaiffl en Polyte stopte stomverbaasd. Ik drukte zoveel mogelijk handen en stapte in, nadat Cmoux in aller ijl mijn koffertje {ehaald en met me afgerekend tiad. „Nou, nou,” zei Polsrte, terwijl kij zijn hand uitstak, ~u hebt kei er ook niet lang uitgehouken."

..Nee,” zei ik verontschuldijwd. „Ziet u, ik hoorde dat er a Castillon een voetbalwedstrijd was..

..Hee!” riep Polyte en wendde ach tot de andere vier passagiers. ■Horen jullie dat ? Nu willen icllie toch zeker wel geloven, W ik jullie van de Engelsen wtetó heb, hè ? Ze zijn gek op 'oetbal, de vrouwen niet minder ka de mannen! ’ ’ Ik sprak hem niet tegen. Ik iiirfde het niet, want was een at met Polyte bergopwaarts ■w Saint Fiacre iets om je te berge te doen rijzen, W rit met hem bergafwaarts Mr CastUlon deed het bloed •je aderen stollen. Terwijl we (ftwee wielen de eerste bocht taaien, stak Polyte een sigaret 1?, bües de rook door zijn neus ® eei: „Ach wat, ik kan dat aiject wel met mijn ogen dicht afien.” Ik sloot mijn ogen en liet de R§en boven mij en de af-

gronden onder mij voorbijvliegen, biddend, dat Polytes remmen in betere toestand mochten verkeren dan de rest van zijn bus.

Dat deden ze goddank, want twintig minuten later stonden we met een afgrijselijk geknars recht tegenover het Café der trouwe vrienden stil. Polyte draaide zich om en zei: ~Nu, wat zegt u daarvan ? Dat doet aUeen een straalvliegtuig me na. Ik hoop, dat de wedstrijd nog niet afgelopen is. Het veld ligt daar achter de school.”

Ik bedankte hem en stapte kwiek weg, mijn best doende om er als het toonbeeld van een Britse sportvrouw uit te zien. Ik had het gevoel, dat ik Polyte dat verschuldigd was. Op hetzelfde ogenblik, dat ik het veld betrad, zette een fanfarekorps, dat onder een reusachtige boom zat, luid een vrolijke polka in. O nee, niet voor mij, maar tot vermaak van de toeschouwers, die aanstalten maakten het terrein te verlaten. Ik sprak een man aan, die tegen een van de doelpalen leunde, en vroeg hem, hoe de uitslag was.

~ Jammer, jammer I” antwoordde hij. ~U is te laat! De match is afgelopen! Het is een zenuwslopende wedstrijd geweest, beshst zenuwslopend!” Daarna nam hij me aandachtig op en vroeg: ~Madame is zeker Engelse, niet?” ~Ja,” zei ik en stelde voor de zoveelste keer vast, dat mijn Engels accent kennelijk op een mijl afstand te horen was. ~Dacht ik al,” zei de man. ~Hebt u Arsenal weleens zien spelen, madame?"

~Ja zeker,” zei ik, maar ik vertelde er niet bij, dat ik destijds pas tien was en de hele wedstrijd niet anders gedain had dan de trap van de tribune op en af huppelen, op een pepermunt zuigen en Bill Penny aan zijn hoofd zeuren of we nog niet naar huis gingen. Ik had heimelijk plezier in de man. Hij keek me aan, alsof ik te kennen had gegeven, dat ik een volle nicht van de koningin was, en ik maakte van de gelegenheid gebruik om hem te vragen of ik de Rode Wolven even te spreken zou kunnen krijgen, voordat ze de terugreis aanvaardden. Zijn gezicht begon te ghmmen van genoegen. Niets was naar het scheen eenvoudiger dan dat. Hij kwam zelf ook uit Saint Etienne. Het elftal had in zijn bus de reis naar Castillon gemaakt. Kon ik over een kwartiertje in het Café der trouwe vrienden zijn ? Dan hadden de jongens zich verkleed en zou hij het zich tot een eer rekenen mij aan hen voor te stellen.

Ik dwaalde een kwartier door Castülon zonder ook maar iets te zien, uitwendig de kalmte in eigen persoon, maar van binnen één en al opwinding, niet wetend wat ik moest zeggen en wat ze van me zouden denken.

Maar ik had me geen zorgen behoeven te maken. Toen ik het kralengordijn opzij duwde en het café binnenstapte, zaten ze rondom een lange tafel op me te wachten. Ghmlachend stonden ze allemaal op en voordat ik tijd had om na te denken, liep ik om de tafel heen handen te schudden. Daarna werd ik verzocht naast de aanvoerder te komen zitten. Hij stond op en zei: ~Jongens, ik weet, dat ik spreek namens ons allemaal, wanneer ik zeg, dat we het ons als een eer rekenen een Engelse dame in ons midden te mogen ontvangen. Laten we drinken op Groot-Brittannië, de moeder van de voetbalsport!”

Hij bukte en haalde een fles uit een emmertje naast zich op de grond; ik zag, dat het champagne was. Hij vulde de glazen, waarna ze opnieuw allemaal opstonden en een dronk uitbrachten.

„Op Groot-Brittannië, de moeder van de voetbalsport!” Plotseling voelde ik me een stuk beter; ik voelde me geen bedriegster meer; met verblindende klaarheid zag ik in, dat ze niet mij eerden, maar de voetbalsport, de Britse voetbalsport. Eensklaps merkte ik, toen we weer waren gran zitten, dat ze allemaal naar mij keken; klaarblijkelijk verwachtten ze dat ik, een supporter van Arsenal, een paar woorden zou zeggen. Ik stond op en eerlijk, ik wist zelf niet, dat ik het in me had, maar ik hoorde mezelf een dankwoord uitspreken uit naam van Groot-Brittannië. Ik maakte hun een compliment over hun voetballen; ik zei, dat ik er trots op ging connecties te hebben in hun grote stad; dat ik inderdaad reden had te geloven, dat er familie van mij woonde, die Lombard heette; dat ik van plan was van Saint Etienne mijn eerstvolgende aanloophaven te maken om inlichtingen omtrent mijn familieleden aldaar in te winnen en dat ik nu meer dan ooit hoopte zo gelukkig te zijn hun verblijfplaats te ontdekken, alvorens ik naar Engeland terug moest om mijn werk te hervatten.

Onder daverend applaus ging ik zitten, helemaal ondersteboven van mijn eigen welsprekendheid. Onmiddellijk begonnen die hartelijke jongens vragen te stellen en probeerden ze zich iedere Lombard voor de geest te halen, die ze in hun leven waren tegengekomen.

Na een poosje sloeg een van hen met de vuist op tafel om zijn kameraden tot stilte te manen. „Wacht even,” zei hij, ~hebben ze misschien een lintweverij ?” Mijn hart stond stil. ~Ja,” zei ik, ~dat is meer dan waarschijnlijk zelfs.” ~Nu,” zei hij, ~ik heb een tante, die ook in het vak zit, en tegenover haar wonen twee

VERVOLG OP BLADZIJDE 42

1" n 1 ec 91 5 m 0 R E ‘ K\oosierstooipot maakt U van een k\e'me witte of savooìe koo\‚ Ui kg aardappe\ \en‚ & pond capucijners. wat .…„„_ en natuur\ijk een

DU\o.‚ _ bèste gelderse van Meester. Kook de geweekîe capucijners ìn het weekwater gaar, voeg de fiìngesneden koo\ toe. Tien minuten koken. doe er dan de aardappe\en bij. en \aat dit een ha\f uur koken. Dit stooipot\e geurt het heer\ijkst a\s U tot s\ot de rookworst ew ìnp\ak}es gesneden doorroert. Voor dat echte, pit'üge rookaroma: meer...meest...Meesterl ___-

béste gelderse sinds

meer... meest...

Mee Stet

VIEESWARENFIIBRIEK J. MEESTER N.V. WUHE