VAN MODDER GEMAAKT?

NEUSHOORN, nijlpaarden en olifanten zijn we gewoon onder dezelfde noemer van dikhuiden rangschikken. De plank slaan we hiermee feitelijk tweemaal faliekant mis. De reuzenrestanten uit een voorwereldlijk tijdperk hebben een huid, die in verhouding heus niet dikker is dan die van een ander zoogdier. Voorts zijn de drie geweldenaren nauwelijks familie van elkaar. Ofschoon ze een beetje hoefdieren zijn, nemen de olifanten een heel apart plaatsje in! De nijlpaarden zijn neven en nichten van de varkens en hebben noch met de Nijl, noch met paarden iets van doen. De neushoorns wat dit laatste betreft wel. Ze zijn nauw verwant aan de paarden en de tapirs. Samen vormen ze de onevenhoevigen. j.

Van de eens over de gehele wereld verspreide neushoorns zijn ons nog slechts vijf soorten overgebleven: twee in Afrika en drie in Azië. Het zou overdreven zijn te zeggen, dat hun aa,ntal nu al op de vingers van één hand te tellen is. Veel zal het straks niet meer schelen. De neushoorns behoren tot de verouderde dieren, die alleen de mens tot vijand hebben en daardoor, op de zwarte renoster na, gedoemd zijn vrij vlug van de aardbodem te verdwijnen.

I Van de Indische pantserneus- i hoorn moeten er nog ruim vierhon- ■ ' derd leven in de &rgbossen van Bengalen, Nepal en Assam. Deze. ; kolos heeft evenals zijn kleiner Aziatisch familielid slechts één i hoorn, die hij in geval van gevaar j naar voren steekt als het kanon van een tank. Het gevaarte is verder I ook bepantserd met huidplaten, waarvan de bulten de indruk wek- i ken van klinknagels en die kunnen i schaniieren als de stukken van een I

Van de twee niet zo zwaar uitgsruste Afrikanen is de witte renoster een bijna even zeldzame verschijning. Diergaarde Blijdorp heeft echter sinds heel kort twee exemplaren van de breedlipneushoom in zijn tuin. Wit is het dier niet direct, al ziet hij er lichter uit dan de zwarte renoster, wanneer de zon volop

schijnt, en zeker als hij zich in een slijkpoel heeft gewenteld. Duidelijk zwart is zijn ietwat minder massieve, maar wel kribbigere en onberekenbaardere makker al evenmin. Dat toont het diereportret van vandaag wel. Artis is drie van deze puntlipneushoorns rijk, die nog vrij algemeen zijn en in een dierentuin van enig formaat dan ook niet ontbreken

De foto van vandaag rechtvaardigt echter wel de vraag van een meisje: Is die neushoorn nou echt of is ie van modder gemaakt ? Het is raadzaam niet de proef op de som te nemen, De twee hoorns van de beide Afrikaanse renosters zijn gevaarlijke wapens. De hoorn is echter geen uitsteeksel van de schedel, zoals bij de herten en andere holhoomigen; hij is een uitgroeisel van de opperhuid. Het zijn aan elkaar ~geplakte” haren, die net als nagels blijven groeien en die de neushoorn almaar slijpt om de hoorn scherp en niet te lang te laten worden. Het laatste lukt in gevangenschap aardiger met al die wanden en stangen dan in de vrije natuur, doch het beest houdt er met al dat ijverige scharegesliep slechts af geslepen stompen van over.

Terwijl de olifant wordt vervolgd om het ivoor van zijn slagtanden, naderen de neushoorns eveneens de uitstervingsdood, onder meer om hun hoorns. De overigens waardeloze wapens worden vermalen tot poeder en de Chinezen brouwen er toverdranken van. De neushoorn is streng beschermd. Tegen hoge prijzen en tegen stropers is echter geen kruid gewassen. Er is een zwarte handel in neushoornhoorns, die altijd golden als wondergeneesmiddelen. En steeds nog worden er rottende kadavers met afgekapte hoorns in de Afrikaanse steppen aangetroffen. Een triest uitroeiingslot, dat helaas niet alleen de gehoornde en agressieve gras- en loofeters is beschoren. De lijst van dieren, die op uitsterven staan, wordt steeds langer. . . MAN JEKER

MUG

TOTOUFANT

kamer ? Nee, dat was de l bliotheek. Daar kwam Hik trouwens al aan met stoffer e blik. Margaret liet de foto* middellijk weer in de vaash len, maar in een flits had j gezien, dat het een portret n vaneen kleine, molüge vrouw* donker haar, in het midden;* scheiden.

Met dat al kwam het elastiek; niet meer te voorschijn en Hilaim deed er zo overdreven bedm! 5 over, dat Margaret opeens I)!e greep, dat er helemaal geen els ™ tiekje was geweest. Wat moe ze in vredesnaam met zo’n kir. beginnen ? Overdag moest i Zj spioneren, ’s nachts was zedod bang. Die angst was volkom echt en benauwend genoeg j weest; Margaret was er zelfoo [e( een beetje door aangestoken. 11 onmogelijke mevrouw Fostern .j( dacht ze, tot haar eigen veria la zing opeens woedend op haar,! s: ze ging op de rand vanhetbijs zitt5S; . te

,,Hilary, je moet eens naari luisteren.” Ze had het nog ui gezegd, of ze zag in, dat ze i niets mee zou opschieten. Aisi |e( liet merken, dat ze Hilary Jn) plakboek had bekeken, zon i Jj kind nog stiekemer worden f Kj "kon ze zeker geen oog meer ha i, j den op wat ze uitvoerde, .( jj ze Hilary zou zeggen, dat zen s meer moest proberen iets m mevrouw Foster aan de weet! |1E komen, dan werkte het preci llt averechts. Maar ze moest ta y iets zeggen en dus hield ze er toespraak over eerbied voor 1 eigendommen en het leven vi andere mensen, die ze net i » goed tot de stoffer had kunne richten. Toen Margaret klaar wi vroeg Hilary onmiddellijk: „ft je nu een spelletje met me! „Nee,” zei Margaret. ,ïei

Om elf uur belde Jerorr Kincaid op om te vragen of i die avond met hem wilde gaa eten. Hij wist, dat Hilary t was, maar kon Margaret mr iemand vinden die zolang q haar lette? Of mocht ze mij schien naar een vroege avond bioscoop ? Door de telefooi klonk zijn stem anders: dieper, vastberadener ook. Margaret aarzelde. Ze had er zo'n zin in eigenlijk begreep ze niet, waar» het telefoontje haar zo’n plens deed. Kijk uit, hield ze zichzelf voor, het is tenslotte een oppervlakkige kennis; zorg dat M zo büjft. Maar intussen bedacht ze bliksemsnel, dat Lena misschien zou kunnen terugkom® en dat het heerlijk zou zijn o® eens uit dit donkere huis weg t! zijn, lichten te zien, andere mensen. . . en niet zelf te hoever koken. ,,0, ik kan niet weg, zei ze opeens. „Cornelia en Philip bellen vanavond op.”

„Dan morgenavond? Doe de, groeten aan Comelia, wil je? En | mochten ze je een adres kunn® ), opgeven, zeg het me dan. “ zou hun graag een briefkaart sturen. Misschien moet ik w» die kant wel op.”