k“ Höosd© Qisbpuik

IN ELK gezin komen gebruiken voor, die meestal zinvol, soms ook weleens zinloos zijn. Niemand zal bijvoorbeeld durven beweren, dat het gebruik, dat kinderen aan tafel moeten zwijgen, in onze tijd nog zinvol is, ofschoon het vroeger in vele gezinnen gewoonte was. Integendeel; wij zouden tegenwoordig juist het voeren van gesprekken aan tafel een goed gebruik willen noemen.

Een goed gebruik is voor ons gezinsleven van grote opvoedkundige waarde. Het gebruik maakt het immers mogelijk, dat onze kinderen op een aansprekende wijze de betekenis van de belangrijke waarden in het leven kunnen ontdekken.

W’ij vinden het bijvoorbeeld belangrijk, dat onze kinderen de waarde leren ontdekken van het gebod ~Eer uw vader en uw moeder”. Wij zouden er met hen over kunnen praten, wij zouden het kunnen uitleggen en verklaren, maar dat alles zal weinig indruk maken, omdat wij dan slechts een beroep doen op hun (kleine \iindex)verstand, terwijl onze kinderen er behoefte aan hebben het te beleven.

Sprekender dan de beste uiteenzetting is bijvoorbeeld het goede gebruik om met de verjaardag van vader en moeder hun stoelen te versieren of iets dergelijks.

Wij kunnen praten over de plicht anderen te helpen, maar meer indruk zal het maken, wanneer het gezin het goedé gebruik heeft aan een ieder, die om hulp aanklopt, iets te geven. Omgekeerd, het slechte gebruik zal onmiddellijk het effect van onze goed bedoelde woorden teniet doen, wanneer het daarmede in tegenspraak is. Wij kunnen onze kinderen wel voorhouden, dat respect voor de evenmens geboden is, maar als wij de gewoonte hebben op minder respectvolle wijze over anderen te praten, dan zal het resultaat van onze woorden niet bijster groot zijn.

let duidelijkst spreekt de cht van de gewoonte wel op gebied van de godsdienstige loeding. Denken wij maar IS aan de gewoonte, dat de dste mag voorbidden, het len van een kruisje voor het pen gaan, het opzeggen van t avondgebed, het vieren van kerkelijke feesten of gebeurtesen, bijvoorbeeld door het Bgen van de adventskrans, t Hitten van het stalletje met rstmis, het versieren van het nabeeld in de meimaand ovoort. Het jonge kind is op 1 andere wijze nog niet vat-JT voor de geloofsmysteries voor het oudere kind kunnen deze gebruiken een steun men bij zijn persoonlijke tóienstige leven. U«+ 1 .t .

' Het goede gebruik stelt de ideren in staat mee te leven • iniet alleen mee te denken. Zij fflen actief meedoen: het J wetje mee opbouwen, de bloe-4 9 zelf plukken, de kaarsen 1 isteken enzovoort. De ge' rate schept een sfeer, die hun Ibet gemoedsleven aanspreekt daardoor ook zo’n diepte int maakt, zo diep soms, dat TOlwassenen, ons thans nog ®dtg kunnen herinneren, hoe teten vroeger thuis gevierd den. Het gebruik bezit nog andere grote waarde; het t regelmaat aan het n en zekerheid aan onze op-Mde kinderen.

Neren hebben behoefte aan faiaat. Dat blijkt bijvoor-0 uit het feit, dat zij aan > steeds op dezelfde plaats ® zitten, hun eigen lepel ® gebruiken, volgens een I* ceremonie naar bed ge-

bracht willen worden. Het blijkt ook uit hun spelen, hun aftelversjes bijvoorbeeld. Als er goede gewoonten in het gezin bestaan, weet het ki nd, waar het aan toe is en waar het zich aan te houden heeft. Dat maakt het rustig en gezeglijk. Hoe lastig kinderen kunnen worden, als zij enige tijd de regelmaat van het eigen gezin hebben moeten missen, ervaren de ouders, wier kinderen in de vakantie elders gelogeerd hebben. ~Zij zijn uit hun gewone doen,” zeggen vader en moeder dan heel terecht en pas wanneer de kinderen weer aan de vertrouwde regelmaat gewend zijn, zijn hun onrust, baldadigheid en ongehoorzaamheid verdwenen.

Het gebruik is nog om een andere reden belangrijk; het is een uiting van de gemeenschap, die het gezin is, en het draagt ertoe bij het gemeenschapsleven te versterken. Het gezinsgebruik is nooit iets van één persoon; alle gezinsleden zijn er op de een of andere manier bij betrokken. Dit blijkt bijvoorbeeld bij de goede gewoonte van het natafelen. Vader, moeder en de kinderen voelen zich dan werkelijk verenigd, er is een gevoel van solidariteit en van bijeenhoren, men voelt zich deelgenoot van één gezin, waarin men zich geborgen en veilig weet.

Uit het voorafgaande is wel duidelijk geworden, hoe noodzakelijk het is, dat wij in ons gezin het goede gebruik in ere herstellen. Dit is niet zo eenvoudig, omdat vanuit de tegenwoordige maatschappij tal van tegenwerkende krachten dit bemoeilijken. Denken wij bijvoorbeeld maar eens aan de invloed van de televisie, die bij een onverstandig gebruik allerlei gezinsgebruiken dreigt omver te werpen (geen tijd voor een rustige maaltijd, geen mogelijkheid om een gesprek te voeren, onvoldoende persoonlijke aandacht voor de kinderen bij het naar bed gaan), aan ongunstige werk-

tijden van vader of de grotere kinderen, zodat alle leden van het gezin zelden bij elkaar kunnen zijn; aan de vele ontspanninpmogelijkheden buiten het gezin, die de uithuizigheid gemakkelijk in de hand werken. Genoemde feiten maken de instandhouding van goede gezinsgebruiken dus niet eenvoudig, maar zij tonen tevens de noodzaak van een zorgvuldige aandacht voor deze kant van ons gezinsleven aan. Wat is eraan te doen ? Laten wij op de eerste plaats beseffen, dat de gewoonten niet plotsehng kunnen worden ingevoerd, doch dat deze rustig moeten groeien vanuit een zinvolle gebeurtenis. Dat bhjkt uit het volgende voorbeeld.

Vader en moeder gingen op een zondagmiddag met de kinderen wandelen en trakteerden hen op iets lekkers. Dat vond zo’n geestdriftig onthaal, dat het uitstapje de volgende zondag herhaald werd. Sindsdien gingen de kinderen het vanzelfsprekend vinden, dat vader en moeder hen zondagsmiddags mee uit namen. Het gebruik van de zondagmiddagwandeling was ontstaan en iedereen beleefde er veel plezier aan. Het bleef zinvol. . . totdat de oudsten lid werden van een zwemclub en zondagsmiddags liever met hun kameraadjes in het zwembad waren dan met vader en moeder wandelden. Gelukkig waren de ouders zo verstandig dit feit tè aanvaarden en hun kinderen niet te dwingen zich bij het gebruik van de zondagse wandeling neer te leggen.

Niet alle ouders zijn zo verstandig. Als iets eenmaal een gebruik is geworden, dan wordt het soms tot een dogma verheven, waarvan men niet mag afwijken, In plaats van een steun bij de ontwikkeling wordt het gebruik dan tot een belemmering. Niet alleen moeten wij daarom letten op het goede ogenblik, waarop een gebruik tot ontwikkeling kan komen, wij moeten evenzeer het moment

onderkennen, waarop wij van een gebruik afstand moeten doen. Een gebruik kan kinderachtig worden, als wij er te lang aan vasthouden. Een gebruik kan ook tot een zinloze sleur worden, wanneer de bezieling eruit verdwenen is en alleen nog het loze gebaar overblijft.

Zo was het in een bepaald gezin gebruik, dat als een hele reeks gebeden werd opgezegd, welke zonder enige variatie iedere avond terugkeerden, gebeden, die de ouders van hun ouders hadden overgenomen en in hun eigen gezin hadden ingevoerd. Er werd op een eentonige wijze voorgebeden, zodat men de voorbidder nauwelijks verstond, en de kinderen antwoordden met dezelfde eentonigheid. Hierdoor kon het gebeuren, dat een van de kinderen in slaap viel; na door een van zijn broertjes of zusjes wakker gemaakt te zijn constateerde het niet tot zijn ongenoegen, dat men een heel stuk was opgeschoten. Het gebruik van het dagelijkse avondgebed, dat op zich zinvol is, was hier tot een mechanisch gebeuren geworden, dat niemand nog aansprak. De ouders hadden een kans gemist om door voldoende variatie en een juiste keuze van gebeden het gebruik aantrekkelijk te maken.

Gebruiken moeten voortdurend vernieuwd worden en meegroeien met de veranderingen in ons gezin. De moderne tijd biedt ons de kans nieuwe aangepaste gebruiken tot ontwikkeling te laten komen. Waarom bijvoorbeeld niet de gewoonte ingevoerd om met onze kinderen na afloop van een televisieuitzending over het gebodene te praten of af en toe eens met zijn allen naar een film te gaan ? Het goede gebruik moet verfrissend en niet verstarrend werken. Leven betekent verandering. Dit geldt ook voor ons gezinsleven.

•"de beeltenis van Lieve Vrouw Mariamaand, tjonge kind '•p een andere ’iiier nog niet itboor voor ’^fsmysteries.

G. BRUTÈRK