Sint, wat vindt u van de welvaart?
ËVE SINT, u bent op uw witte Ld komen binnenrijden in een ld van welvaart. De winkels fa uit, lichten stralen en Itteren en vonken en schijnen lar je maar kijkt. Glanzende lens krioelen door elkaar op i wegdek, dat als fluweel idoet. De schoorstenen roken, wasmachines snorren, de iekannen geuren, de mixers ppen en omdat iedereen de dijnen openlaat, kunt u rads bijna huis aan huis nenkijken en op het blauwige Idscherm het wereldnieuws (volgen. En kijkt u eens diep de kamer: hoe knus, hoe comtabel, goed in de verf, een ene plant, een potje bloemen, gaat u ook eens snuffelen in ders, keukens en ijskasten, alter kippetjes vinden, kant klaar voor gebruik. Dat was Eiger toch echt feesteten. En 1 u ook eens stiekem bij een amatiek staan in een stadstram. Daar worden croqueten frites verslonden, de hele door. De mensen lijken swoordig wel het hele etil door honger te hebben (en 1 blijft de jeugd ondanks dit (tdurend eten uit zakjes zo iklj.
M met welvaart zitten we, apvol We weten bij al het «we, nieuwe, nieuwe, dat we irtdurend kopen, niet meer
waar we de oude rommel die we afdanken moeten laten. Heeft u, langs ’s heren wegen dravend op uw paard, niet zo maar ergens een paar oude stoelen zien staan, een beetje diep in de wegberm, weggestouwd op een stil plekje ? Ja, ja. Sint, dat Sloet men tegenwoordig. De vuilnisman neemt het niet mee, de opkoper wil het niet hebben, bewaarzolders voor oude rommel hebben we niet meer, maar die moet toch ergens blijven. En omdat iets oud is en afgedankt, lost het zich toch niet zo maar op in de lucht! (Wat zou dat anders makkelijk zijn!) Hij staat in de weg, hij moet weg. En zo diep zijn we hier gezonken, dat we de boel doodleuk langs de weg zetten.
~Geen manier van doen,” zegt u. Nee, dat is het ook niet. Het is gewoon misbruik maken van het land, misbruik maken van wat van iedereen is. Maar nu moet u eens goed luisteren, oude man. Er gebeuren vreemde dingen, als het de mensen zo goed gaat. Welvaart maakt de mensen helemaal niet aardiger of beter of hartelijker of zorgzamer of aandachtiger voor elkaar. Wel nee. het maakt ze zelfs baldadig. Is het ooit in ons land zo'n zwijnepan geweest, om het maar drastisch te zeggen, ’s zomers op plekken en stukken
natuur en halteplaatsen, waar voortdurend mensen bij elkaar zijn ? Het lijkt er soms wel een vuilnisbelt. Dozen, papieren, flessen, nylonzakken: de weg, het bos, het gras, het strand is er gSed voor. De zee dweilt het tenminste zelf nog op. Maar de rest. . .
U zult ook wel weten, Sint, want het hoort bij uw ambt om scherp rond te kijken, dat er ontzettend veel gestolen wordt, ook zo maar op straat, uit baldadigheid, uit demonstratiezucht, uit zin in avontuur. In de warenhuizen wordt er veel meer gegapt (alleen maar om de heb) dan de buitenstaander weet. Degenen, die er rondlopen, kunnen ineens niet tegen de verleiding van al dat vele en steken hun hand uit. Er wordt ook onrustbarend veel weggenomen in treinen. Alles, wat niet terdege is afgesloten, vastgeklonken en vastgeschroefd, verdwijnt. Zelfs de lampjes, heeft een conducteur ons eens verteld.
En als we er nu toch mee bezig zijn, heeft u zich weleens laten vertellen, wat er in hotels allemaal verdwijnt ? Hoeveel handdoeken en asbakken er worden meegenomen ? Meenemen is een veel te zacht woord; het is
immers doodgewoon stelen, nemen wat niet van jou is. Het lijkt wel of de welvaart in zekere zin een averechtse invloed op de mensen heeft. Of de overvloed, waarin iedereen leeft, de scherpe grens verdoezelt tussen mijn en dijn, zodra het dijn niet van één aanwijsbare eigenaar is, maar van een gemeenschap. Waarom dacht u dat in restaurants en bedrijven en grote instellingen bijvoorbeeld de zeep óf vloeibaar in een houder zit óf gemonteerd is op een vastgeklonken staaf ? Wat voor iedereen is vindt de zwakke in dit opzicht al heel gauw: ~en waarom niet van mij ? Niemand merkt het en wie benadeel ik nu ?” En dat is nu net het omgekeerde vindt u ook niet, wijze Sint ? van hoe het zou moeten zijn. Het zou moeten zijn: dat is van iedereen, dus ieder die ervan profiteert, heeft zorg te dragen, dat het gaaf en bruikbaar blijft voor iedereen.
Nog één ding, Sint. U geeft misschien hier en daar een televisietoestel cadeau. Fluister de nieuwe bezitter er dan bij in het oor, dat hij of zij van nu af ook AiyA-geld moet betalen. Ik weet niet of u laatst in de krant gelezen heeft, dat één op de tien Nederlandse televisiebezitters het kijkgeld ontduikt. Ja, heus, zo doet men in een land van welvaart. /
...zo veel, zo rijk, zo overvloedig...