SPELEN
VOOR BINNN EN BUITEN
Er gaat niets boven voetbal, dat staat als een paal boven water. Maar er zijn nog andere mogelijkheden. Lees maar...
Hier een serie leuke spelen, die je thuis of op een open veldje kunt doen met je vrienden. Als je goed leest hoe je het moet doen. kun je er heel veel plezier mee hebben.
1. Luisterspel
Eén speler staat geblinddoekt in het midden van de kamer, terwijl de andere spelers ongeblinddoekt aan één kant van de speelruimte staan. Van deze spelers gaat een aantal links en rechts van de geblinddoekte speler naar de andere kant van de kamer; de geblinddoekte speler moet trachten te horen, hoeveel spelers hem passeren. Daarom moet natuurlijk de uiterste stilte in acht genomen worden. Bij elke geblinddoekte speler moet dit aantal natuurlijk worden gewijzigd. Noemt deze het aantal spelers dat hem passeert, dan wordt hij afgelost. Raadt hij het niet. dan moet hij nog aanblijven.
2. Blinde man
Ook dit spel is een leuke oefening voor het gehoor. De spelers zitten in een kring met één van de spelers geblind-
doekt in het midden. Hij heeft een stokje in de hand. waarmee hij bij het begin van het spel naar iemand in de kring wijst, terwijl hij op hetzelfde ogenblik een woord noemt. De aangewezene moet nu binnen tien tellen dit woord herhalen waarbij hij moeite mag doen zijn stem te verdraaien. De geblinddoekte moet trachten te horen wie hij heeft aangewezen. Noemt hij de aangewezene goed. dan wisselt de geblinddoekte speler met hem van plaats, anders wordt het spel voortgezet tot hij een aangewezen speler heeft herkend. In plaats van een woord te noemen kan worden afgesproken. dat de geblinddoekte speler een of ander geluid maakt. bv. het miauwen van een kat. het blaffen van een hond, niezen enz. dat door de aangewezene moet worden nagedaan. Dit maakt het spel moeilijker.
3. Balspel te paard
De spelers staan in een dubbele kring, dus twee spelers achter elkaar. De buitenste spelers springen als ruiters te paard op de rug van de binnenste spelers; de ruiters gooien elkaar een bal toe. Als de bal op de grond valt, lopen alle ruiters weg. terwijl het paard van de ruiter die de bal liet vallen hem zo snel mogelijk
opraapt en dan ..staan” roept. Niemand mag dan meer bewegen. Het paard tracht nu een van de ruiters met de bal
te raken. Lukt hem dit dan wisselen paarden en ruiters van plaats, ruiters worden dus paarden. paarden worden ruiters. Anders gaat het spel onveranderd voort.
4. Binnenloodsen
De spelers van elk team staan achter elkaar, de teams naast elkaar. Een team kan telkens 4 tot 6 jongens tellen. De nummers 1 zijn geblinddoekt en de nummers 2 die achter hen staan, houden hen met beide handen aan de bovenarmen vast. Op de loopbaan vóór hen zijn allerlei hindernissen geplaatst als stoelen, bankjes, flessen, bussen, dozen enz. Men kan de feestvreugde nog verhogen door, op een voet hoogte van de grond een touw dwars over de baan te spannen. Op het beginsignaal moeten de nummers 2 de geblinddoekte nummers 1 heen en terug over de baan loodsen en
zij moeten daarbij zorg dragen, dat de nummers 1 geen der hindernissen aanraken.
Punten worden gegeven naar volgorde van binnenkomst; als één der nummers 1 een hindernis aanraakt moet hij opnieuw beginnen of men kan voor elke aanraking een aantal strafpunten vaststellen. Zijn de nummers 1 en 2 terug, dan wordt de uitslag genoteerd; de nummers 2 krijgen nu de blinddoek voor en worden geloodst door de nummers 3 en zo vervolgens tot tenslotte het laatste nummer geloodst wordt door nummer 1. Het team met het minste aantal punten wint het spel.
5. Aardappelgevecht
Een spel voor twee teams; elk team is in het bezit van een gewone eetlepel en een aardappel. Telkens komt van elk team één speler in de arena voor het aardappelgevecht. Op ’t beginsignaal van de scheidsrechter trachten de beide spelers elkaar zo aan te vallen, dat de aardappel van de ander van de lepel valt. Dit moet geschieden binnen de grenzen van een aangegeven strijdperk
en de spelers mogen elkaar niet met de handen of voeten aanraken, terwijl het ook verboden is om elkaar lepel of aardappel aan te raken. Toch blijven er nog vele manieren over waarop je het elkaar lastig kunt maken. Probeer het maar eens. De speler wiens aardappel het langst op de lepel blijft, althans het laatst de grond bereikt, wint het spel.
6. Vis in de pan
De spelers van de teams staan achter elkaar en de teams naast elkaar. Op de lijn voor ieder team ligt een uit papier geknipte vis van ongeveer 30 cm. lengte en aan het andere einde van de baan is een rond krijtcirkeltje op de grond getrokken met een middellijn van ongeveer 35 cm. De eerste speler van elk team heeft een waaier of krant en op het beginsignaal trachten de nummers 1 zo snel mogelijk hun vis in het cirkeltje te waaien. Zodra een speler hierin geslaagd is. neemt hij de vis op en geeft deze met de waaier of de krant aan speler nummer twee van zijn team, die de vis op de beginlijn legt en eveneens de vis in het cirkeltje tracht te brengen met zijn waaier. Je mag natuurlijk niet met je vingers aan de vis komen vóór hij in het cirkeltje is geweest. Na speler twee komen de andere
spelers van het team aan de beurt. Het team, dat het eerst klaar is, heeft het spel gewonnen.
(N.B. Je moet dus evenveel papieren vissen hebben en cirkels tekenen als er teams zijn.)
7. Laatste man binnen
De spelers van elk team staan achter elkaar en de teams staan opgesteld naast elkaar. De eerste spelers staan voor een lijn opgesteld. Tegenover de teams is op ongeveer 15 meter afstand nog een lijn getrokken. Op het beginsignaal lopen de nummers één. elk in het bezit van een bal. naar de overkant en stellen zich snel op achter deze tweede lijn en werpen vlug de bal naar hun nummer twee. Als deze de bal vangt kan hij ook snel oversteken en zich achter de tweede lijn opstellen. Hij werpt weer de bal naar zijn nummer drie. Zo gaat het spel verder en het team, dat het eerst geheel achter de tweede lijn is, heeft gewonnen. Zorg dus de bal goed te werpen en goed op te vangen. Als je hem niet vangt moet je er achteraan en verliest je team veel tijd.