„Laat mij eens trekken” verzocht het eerste slachtoffer, vegend en hoestend.

Ria stond haar plaats aan het touw af en zij behoefde er geen spijt van te hebben. Kleine, blonde Liesje uit de zevende, die zelf twee maal van de meelwolken genoten had, vond, dat zij recht had op schadevergoeding. Zij liet het zakje ploffen en dansen op de hoofden van al haar klasgenoten, die toevallig een voor een haar neus om de hoek van de deur staken. Sommigen gilden even van schrik, maar hun kreten werden direct onderdrukt door ’t doordringende „Ssst!” van alle toeschouwsters. De meesten propten haar zakdoeken tegen de mond om haar uitbundig lachen te smoren. De zevende-klassers, die geprobeerd hadden haar lachtranen weg te vegen, zagen er uit als clowns: op vuurrode gezichten had het meel prachtige witte strepen en stippen geschilderd. „Nu ik weer!” juichtte Ria, Liesje wegduwend van het touw.

Opgezweept door het succes, was zij in een overmoedige bui geraakt. Met wilde rukken liet zij het zakje op en neer dansen.

„En wie nou binnen komt, krijgt een extra knal!” voorspelde zij met schitterende ogen. In de gang weerklonken vlugge voetstappen, de knop van de deur werd omgedraaid. Ria trok het zakje zo hoog mogelijk op. ... de deur ging open.... toen liet zij het touw schieten.... het werd een prachtige voltreffer. ... op het hoofd van juffrouw Emkes! Een akelige stilte volgde. Verbluft door de onverwachte wending, die de zaak genomen had, staarden de twee klassen naar de onderwijzeres. Zij keek even naar het zakje, dat vergeten op de grond lag; naar de hijs-installatie, naar de bespikkelde gezichten van haar leerlingen, toen naar Ria die versteend van schrik tegen de muur leunde. Het uiteinde van het touw slingerde nog vrolijk heen en weer boven haar hoofd.

„Heb jij dat bedacht?” vroeg Juffrouw Emkes kalm. niaar ik wou niet, ik bedoelde niet U zo’n plons te geven”, stotterde Ria ongelukkig, „ik zag heus niet. . . „Veeg allemaal je gezichten af” onderbrak de onderwijzeres, zelf het voorbeeld gevend, „om twaalf uur praten we verder. Nu is het zangles”.

Nog nooit was er zo slordig gezongen als in dit lesuur. 1 u tuurde een paar ogen naar de ingetrapte meelplekken bij de deur, dan naar Ria’s verlegen gezicht, en de zuiverheid van de zang werd er niet beter door. Het luiden van de bel gaf allen een gevoel van opluchting. Nu kwam het standje en de straf, maar alles was beter dan die nare onzekerheid. Het liep anders dan zij verwacht hadden. Juffrouw Emkes stuurde de zevende klas naar huis, met een kort: „Jammer, ’k dacht dat jullie beter te vertrouwen waren”.

De zesde was weinig op haar gemak toen zij een paar eldere ogen onderzoekend op zich gevestigd zag. leder er lasgenoten voelde het als tegen zich zelf gericht vroeg: „Weet je wat ik zo flauw vind. JJat je Ria opwarmt om streken uit te halen, waar jullie allemaal pret om hebt, terwijl je zelf zoveel mogelijk buiten schot blijft, ’t Zou heel wat flinker en aardiger zijn als je Ria hielp om hier te wennen. Denk daar nog eens over na en ga nu maar naar huis. Ria haalt een emmer met water en een dweil om de rommel op te ruimen”.

Nadat alle leerlingen verdwenen waren, keek juffrouw Emkes nadenkend naar de belhamel die, onhandig flodderend, de vloer trachtte te dweilen.

„Weet je niet hoe je ’n doek uit moet wringen, kijk zó!” „Dat heb ’k nog nooit gedaan”, bekende Ria kleurend, „in Indië voerde ’k thuis niets uit, alles is daar anders .. . „En omdat je ’t hier wel eens benauwd krijgt, probeer je de boel op stelten te zetten, hè? Vraag of tante op school wil komen, ik zou graag eens met haar praten”. „Dan zal ze alles aan vader en moeder schrijven”, zei Ria, hevig verschrokken.

„Dat zou je helemaal niet verdiend hebben, is ’t wel? Maak nu maar dat je wegkomt en breng de boodschap behoorlijk over”.

Met een bezwaard geweten slenterde Ria naar huis. Als de juffrouw tante onder vier ogen sprak, zou er een boekje over haar opengedaan worden, dat voorspelde weinig goeds! Tot dusver was oom erg aardig voor haar geweest, maar zij wist dat hij heel streng kon zijn als hij boos werd. Onderweg bedacht Ria dat het misschien verstandig zou zijn dadelijk met het verzoek van de juffrouw voor de dag te komen. Zij zou tante waarschijnlijk in de keuken kunnen vinden en als zij daar de boodschap overbracht, behoefde oom het nieuws niet ineens te horen.

Met een vreemd angstgekriebel in haar maag, slofte Ria de keuken binnen. Als een vanbuiten geleerd lesje draaide zij de woorden van de juffrouw af. Mieke, de oude dienstbode, schudde afkeurend haar grijze hoofd.

„Toen jouw moeder zo oud was als jij, voerde zij niet half zoveel kattekwaad uit. Ik zie jou nog eens in ’n ver-