' C:
\ \ ÀWJÜÎWËLÍR
ZELFS de grootste belhamel van de school lijdt wel eens aan een tijdelijk gebrek aan plannen voor nieuwe streken en het was in zo’n periode van braafheid, dat Ria Noordijk door haar klasgenootjes verweten werd: „Je hebt al een week lang niets leuks meer verzonnen, je bent een saaie Piet geworden”, ’t Zou een klein kunstje geweest zijn te antwoorden: „Bedenken jullie dan zelf eens wat nieuws!” Maar daar kwam Ria’s trots tegen op. Vanaf de eerste week dat zij in Holland op school gekomen was, had elfjarig Rietje de nieuwe kennisjes overbluft met haar ondeugende streken en zij wilde onder geen voorwaarde, dat haar talent als aanvoerster betwijfeld zou worden.
Toen zij door haar ouders, die in Suriname woonden, naar Holland werd gestuurd omdat dit beter voor haar geacht werd, had zij beloofd den oom en tante, bij wie zij in huis zou komen, geen last te bezorgen. Die belofte had zij maar gedeeltelijk gehouden. Thuis was zij een vrolijk, prettig pleegkind, dat zich gemakkelijk met een vriendelijk woordje liet leiden, maar de strenge orde op school, de onverbrekelijke regelmatigheid waarmee het rooster van de lesuren werd afgewerkt, waren haar te machtig geworden. In Suriname was zij een vrij leventje, vol afwisseling, gewend geweest en om zichzelf nu wat afleiding te bezorgen, speelde zij met veel succes de belhamel van de klas. De uitdaging van haar vriendinnen, weer eens een brutaal stukje uit te halen, prikkelde haar trots. Lang, heel lang lag zij die avond wakker. ... eindelijk had zij iets gevonden, iets nieuws, waarmee zij pret konden hebben.
De volgende morgen vertoonde Ria’s schooltas een rare hobbel. Zij poeierde alle nieuwsgierige vraagsters, die wilden weten, wat er voor bijzonders in de map zat, met een geheimzinnig lachje af.
„Wacht maar, om elf uur, ais de zevende klas hier komt voor de zangles, zullen jullie ’t wel zien!” De aandacht voor de twee voorafgaande uren was niet groot, vol spanning wachtte de klas op het einde van de les. Kwart voor elf, nu nog tien minuten.. vijf. . De onderwijzeres verliet het lokaal om even een kopje koffie te gaan drinken. Nu. ...
Ria vloog de bank uit. Haastig haalde zij een touw en een katrolletje te voorschijn uit haar lessenaar. Ze sleepte het bordenbankje naar de deur, sprong er op, bevestigde, de katrol aan een haak, die vlak boven de deuropening zat en leidde het touw eerst over de katrol en dan via een paar losse ringen over andere haken, enige meters langs de muur. Vol verbazing keken de klasgenoten toe, niemand snapte wat zij van plan was. Met het gebaar van een goochelaar, die een konijntje uit een hoed tovert, trok Ria een gevuld, wit katoenen zakje uit haar schooltas. Weer sprong zij op het bankje. Haar lenige vingers bonden de buidel vliegensvlug aan het einde van het touw dat over het katrol hing. Het bankje werd weggeschopt. Voor de verblufte blikken van haar bewonderaarsters liet Ria de installatie proefdraaien. Zij ging enige meters van de deur af staan en trok aan het andere einde van het touw.... Rang! Rang!.... De zak vloog met kracht op en neer! „Snappen jullie ’t?” juichtte Ria, „Juffrouw Emkes blijft nog wel even weg. Zij moet immers eerst de kinderen van de zevende muziek uitdelen. Die hun portie beet hebben komen altijd bij groepen binnen. Nu wilde ik op ’t hoofd van één van ieder troepje dat zakje laten neerplonsen. Er zit meel in. Je zal eens zien wat een prachtige wolken er op hun hersens neerdalen!” Het plan werd uitbundig toegejuicht.
„Ssst!” vermaande Ria, „als jullie herrie maken, komt er dadelijk toezicht. Hoe je kalm, daar zijn de eerste slachtoffers”.
De deur werd geopend. Twee meisjes kwamen ongehinderd het lokaal binnen maar het derde, dat toevallig even bleef staan op de drempel, voelde plotseling een bons op haar hoofd. Op hetzelfde ogenblik werd zij omhuld door een wolk wit poeder. Verschrikken keek het slachtoffer naar boven. Ria, die het zakje omhoog getrokken had, liet het touw weer haastig vieren, waardoor een tweede plons op de neus van de pechvogel volgde.
De toeschouwers verdrongen zich nu allemaal bij de deur en schaterden het uit. „Maak toch niet zo’n herrie”, foeterde Ria, „dadelijk komt juf kijken wat er aan het handje is”.