Tangst nam. Deze ladite er maar eens mee. Dan gaf hij het prachtige beest meteen maar Cadeau aan de dierentuin van Budapest. In alle opzichten verliep het programma naar wens, maar toch itond de menigte te trappelen van ongeduld naar het slotnummer; Sandor Fek- . . kete.

De beroemde vliegenier stond bij zijn toestel. Fotografen en filmoperateurs hadden hem al de nodige keren voor de lens genomen. De vertegenwoordiger van de filmmaatschappij kwam zelf nog eens om de laatste inlichtineen te eeven.

De menigte werd met muziek rustig gehouden. Sandor Fekkete stapte in zijn toestel. Hij wuifde automatisch naar de enthousiaste menigte. Vanaf de startplaats nam hij dan zijn sprongetje.

De machine zweefde naar boven. Licht en luchtig volbracht Sandor de van hem verwachte bravourstukken. Er was zon in zijn ziel. Hij was blij en dankbaar. Ver voelde hij zich van het onbenullige gedoe van de mensen. Hij voelde zich een ander, een nieuw mens.

Nooit zou hij later hebben kunnen vertellen, wat hem overkwam daar in het blauw van de Budapester middaghemel. Hij hoorde niet meer het gejuich van de menigte, ver onder hem. Hij was in de hemelruimte, de maagdelijke hemelruimte. De wind bracht hem wat klokgelui... .

God, wat was het hier schoon! Zijn hart was vol van de geweldige grootheid van deze onmetelijke ruimte. Hij manoeuvreerde onbewust met zijn stuurknuppel. Recht steeg hij nu. Het was geen stijgen meer, hij stórmde naar boven. Het gonsde hem door zijn bloed. lets machtigs dreef hem omhoog. Stralend zat hij in zijn stuurstoel, overgoten door het gouden zonlicht. Hij staarde in de onmetelijke ruimte naar een ver wit punt. God! Mijn God en mijn Al!

Het was hem, of Paasklokken begonnen te luiden. Dat overstemde het donderend geraas der motoren, die op

topsnelheid draaiden. De menigte onder staarde ontsteld naar boven. Hij is gek geworden, mompelden de mensen onder elkander.

Dit is geen moed meer, dit is krankzinnigheid! Maar Sandor Fekkete hoorde dit alles niet. Zijn ziel was vervuld van de grootheid Gods. Hij, die voor de mensen. zolang geleefd en gewerkt had, hij móést nu zijn Godsgeloof, zijn Paasjubel uiten!. . . . Hij wist, wat hij doen zou.

Loodrecht liet hij zich uit de hemel omlaag vallen, kilometers. De motor spoot een witte nevelstreep in de lucht.

De menigte gilde. Hij steeg weer op. Dwars sneed hij door de nevel en tekende een ontzaglijk kruis aan de hemel. En dan, in een dwaze tuimel van overmoed, stijgend en dalend, schreef hij met zijn machine: Resurrexit sicut dixit, alleluja!

In kalme zweefvlucht daalde hij en landde rustig. De spanning onder de menigte was gebroken. Resurrexit! Strak stond het verlossingsteken, seconden lang; het vervaagde langzaam. De menigte bracht den koenen vliegenier een ovatie. Maar Sandor’s blik was nog afwezig. De hulde drong niet tot hem door. Toen echter enige vrienden op hem af stormden en hem toeriepen:

—■ Kerel, wat bezielde je, toen keek hij ze recht in de ogen en antwoordde:

SANDOR FEKKETE HIELD ZIJN PASEN!