P ASEM
Ik ben zo blij nu Gij verrezen zijt
en enkel maar om U ben ik zo zeer verheugd,
omdat de wereld nu Uw grootheid moet erkennen,
omdat Uw wezen straalt in altijd nieuwe jeugd!
Ik ben zo blij om deze Zondagmorgen,
nu er in Jozefs tuin alleen maar vreugde schijnt
in elke straal der zon en in de bloemen,
Ik ben zo blij nu Gij verrezen zijt!
Ik ben zo blij omdat Uw wonden schijnen
als bloed-robijnen, in het goud gevat
van Uwe glorie na het wijde lijden, nadat Gij ’s Vaders wil zo stil voltrokken had.
Ik ben zo blij nu Gij verrezen zijt
en ik, als Magdalena, U door tranen heen
in ’t vroege morgenuur mocht zien, daar is geen vreugde Heer
die zó doorgloeit mijn hart en ziel, o God, geen een!
Ik ben zo blij, de Zon van Uw verrijzen
zet heel mijn ziel in zuiv’re zonnegloed.
Ik min U Heer, en wil Gij mij beminnen,
die liefde is ’t, die mij en alles leven doet!