Hierna kan de andere helft van het voorpand op dezelfde manier gebreid worden.
Het rugpand:
Dit wordt gebreid gelijk de voorkant, maar omdat er geen splitje en geen hals in hoeft, kunnen er na het afkanten en afminderen van de armsgaten 40 toeren op 89 steken gebreid worden, waarna het afminderen van de schouders begint als bij de voorkant, zodat er 29 steken in ’t midden overblijven, welke afgekant worden voor de rughals.
De mouw
Opzet aan de onderkant met 60 steken, waarop een boord van 30 toeren 1 r. 1 av. Nu begint weer het patroontje als van ’t vóór en rugpand.
Aan het begin en einde van iedere 3de toer wordt één steek bijgemaakt, dan zijn er na 45 toeren 90 steken, en hierop recht doorbreien tot de geh. lengte 48 c.m. is. Nu aan het begin en einde 10 steken afkanten, daarna aan ’t begin van iedere naald 2 steken afkanten, na 20 toeren zijn er nog 30 steken over, deze kunnen afgekant worden.
Het verdient aanbeveling alvorens de naden overhands dicht te naaien de verschillende jumper-
delen op de verkeerde kant, over een stevig uitgewrongen natte doek te persen. Het breiwerk ziet er dan regelmatiger uit, maar denk eraan niet te nat en niet te heet persen, anders wordt het werk te doods en ook kan het gaan blinken en dat is erg lelijk.
Het kraagje:
Zet 100 steken een beetje vast op. Brei het kraagje zonder patroontje, dus 1 naald recht, 1 naald averecht, maar aan het begin en eind 1 r. 1 av. 1 r. 1 av., welke iedere toer verspringen, dus 4 steken gerstenkorrel, om het omkrullen te voorkomen. De breedte wordt 26 toeren, waarop nog 6 toeren van de gerstenkorrelsteek; (dus 1 r. 1 av., iedere toer verspringend) hierna heel losjes afkanten.
Het jabot je:
Dit is de garnering midden voor welke tevens het splitje bedekt. Het begin is aan de halskant met 12 steken. Brei hierop 20 naalden zoals het kraagje dus:
1 r. 1 av. Ir. 1 av. 4 r. 1 av. 1 r. 1 av. 1 r. 2de toer: 1 r. 1 av. 1 r. 6 av. I r. 1 av. 1 r. Alle volgende toeren zijn gelijk de eerste en de tweede. De 21ste toer: 1 r. 1 av. 1 r. 1 av., omslaan, 1 r., omslaan 1 r., enz. tot op 4 steken na, die weer 1 av. 1 r. 1 av. 1 r. Nu zijn er 17 steken op de naald.
22ste toer helemaal 1 r. 1 av. Bij de 8 volgende toeren blijft het middengedeelte 1 r. 1 av. zonder verspringen, en de 4 buitenste steken de gerstenkorrel. 31ste toer: 1 r. 1 av. 1 r. 1 av. omsl. 1 av. 1 r.
omsl. 1 av. 1 r. enz., de 4 laatste steken weer 1 av. 1 r. 1 av. 1 r. Nu zijn er 22 steken. 32ste toer: 1 r. 1 av. 1 r. 1 av. 2 r. 1 av. 2 r. 1 av. enz. tot aan de 4 gerstenkorrelsteken.
33ste toer: tussen de 2 averechte steken wordt weer een omslag gemaakt, zodat er na deze toer 27 steken op de naald zijn.
Nu hierop nog 21 toeren waarbij de 19 middelste steken 1 r. 1 av. blijven zonder te verspringen en de 4 buitenste nog steeds de gerstenkorrel. Het jabotje is daarna 54 toeren lang, waarop nu nog 6 toeren helemaal in de gerstenkorrelsteek gebreid worden. Na de 60ste toer wordt er dan heel losjes afgekant.
Het kraagje wordt overhands aan de hals genaaid, maar 2 c.m. vanaf het splitje.
Al is het niet zichtbaar toch moet het splitje met 3 knoopjes en lusjes gesloten worden dan blijft van boven het model er beter in. Het jabotje wordt aan de rechter punt gehecht, en onder de linkerbovenhoek wordt een klein drukkertje gezet. Op het rechte stukje breiwerk kun je dan ter versiering een paar knoopjes zetten, of een klips er op dragen, maar dan een lange smalle, anders gaat het model van het jabotje verloren. BETSY.