De Cliiiia=pater vertelt

SM^aiiiiielke, het vondelinqEske.

Het was vijf uur in de morgen. Zo juist waren de zusters van het klooster te Tsi-sou-mou in Mongolië opgestaan. Nu haastten zij zich naar de kerk om er hun morgengebed te bidden en daarna wat te overwegen.

Zuster Prudentiana liep onrustig op en neer. Waar kon ze toch gisterenavond haar meditatie-boek gelaten hebben? Haastig overdacht ze nog eens bij haar zelve alle plaatsen waar ze kon geweest zijn. Reeds waren alle zusters in de kapel verenigd.

Daar schiet het haar opeens te binnen, ja, in de portierskamer daar moet zij het hebben laten liggen. Vlug wendt zij nu hare schreden daarheen. Onze Lieve Heer moet het haar maar niet kwalijk nemen, dat zij nu wat laat in de kapel komt. Ze kon er toch echt niets aan doen.

En, vandaag zou zij haar morgengebed maar eens extra vurig doen om dit klein verzuim weer goed te maken.

Ja hoor! daar op tafel lag haar meditatie-boek. Fijn! dat ze het toch gevonden heeft en hoe dom om het daar gisteravond te laten liggen. Deed ze anders nooit. Zuster Prudentiana was nogal stipt in alles.

Nu maar gauw naar de kapel om niet te veel te storen. Maar... . wat hoorde ze daar opeens! ’t Leek wel het klagend schreien van een pasgeboren kind. Kom! het kon ook wel verbeelding van haar zijn, ze was nu toch een beetje gejaagd. Toch nog even luisteren, ’t Zou zo gek nog niet zijn; ’t gebeurde immers zo vaak hier, dat men pasgeboren kinderen te vondeling legde. En ja, daar hoorde ze weer dat klagend geschrei, ’t Was dus toch waar! Even nagaan, vanwaar het geluid kwam. O! buiten voor het raam. Nu niet langer aarzelen. Wacht! even de sleutel van de deur en ... och!! wat een arm klein kindeke, helemaal in lompen gehuld, hoogstens enige dagen oud. Welke onbarmhartige en wrede moeder zou met

zulk een koude het kleine wichtje te vondeling gelegd hebben, het hebben blootgesteld aan een bijna wisse dood? Zeker een van die heidense vrouwen voor wie kleine kindertjes maar een last zijn. En dan zo’n lief klein meisje! Zuster Prudentiana stond er versteld van. Maar nu niet redeneren, hier moest spoedig gehandeld worden. Haastig den pater waarschuwen en dan Moeder Overste, want ze zag het wel: er was geen tijd te verliezen. Het kleintje was helemaal verkleumd van kou.

Moeder Overste had zich al eens verwonderd afgevraagd, waar zuster Prudentiana toch wel blijven mocht. Altijd was ze een van de eersten, en nu .... Ziek kon ze toch niet zijn, want ze had haar straks bij het afgaan van de trappen nog ontmoet. Zou er iets gebeurd zijn? Ze zou toch maar eens gaan zien, misschien, had ze haar hulp wel nodig. Eerwaarde Moeder was zo bezorgd voor haar zusters.

Ah! daar was ze eindelijk! Wat een kleur van inspanning! Zeker iets aan ’t handje'! Of de eerwaarde Moeder maar direct naar de kinderafdeling wilde komen. Onderweg vertelde zuster Prudentiana in haastige woorden het voorgevallene. Moeder schudde meewarig het hoofd. Kijk! de pater was er al.

De pater vond het nodig er maar dadelijk een engeltje voor de hemel van de maken en doopte onmiddellijk het vondelingske en gaf haar de naam van „Suzanna.”

Daar kwam zuster Prudentiana weer haastig aangedribbeld met goede warme melk. Ze goot er enige koffielepeltjes van in het kleine mondje van Suzanneke en stopte ze dan onder een dikke warme deken in ’n wiegje.

En Suzanneke sliep zo lekker en tevreden, alsof ze wou zeggen: „Neen hoor! ge zijt me nog niet kwijt, ’t is nog tijd genoeg om ’n engeltje voor de hemel te worden!”

Toen ze ’s avonds wakker werd, gingen haar schitterende kleine oogjes open en dicht. Van doodgaan was geen sprake meer. (Wordt vervolgd).

De volgende groepen en afdelingen werden nog lid van de Chinabond:

Utrecht met 36 leden; Tilburg met 67 leden; Asten met 15 leden; Arnhem 10 leden; Bouvigne met 7 leden; St. Oedenrode met 27 leden; Harlingen Ceciliagroep met 18 leden. Lijsten met leden als immer opzenden aan den vriend der missievriendjes

PATER M. TARCISIUS w Achelse Kluis, Borkel (N.-B.)