Daar lag onder den blauwen themel in wijde onmetelijMield de zee.
Met schuimende kop'pen renden de golven zich te pletter tegen de klippen van deze rotsige kust. Verderop scheen de zee kalmer en schier onbewogen lag een karveel 1) met zijn vietkante, door den wind gebolde zeilen op bet water, De zon stond reeds laag en wierp over de zee haar gouden licht, dat in schichtig-schietende streepen over de golven danste , ~,
Dan boog hij zich over tot het ikind, tilde het op zijn sterke armen en zette zijn weg voort.
Reeds was in den geest van dezen man een geniaal denkbeeld gerezen, had hij het woord van zijn macht gespreken: ~Ik wil”. Talrijke moeilijkheden en heproevingen had hij! reeds gedragen en zou hij nog moeten dragen. Maar niets ter wereld zou hem afbrengen van het plan, om nieuwe landen te zoeken voor Europa, nieuwe zielen te winnen voor Christus,
Ja, ééns zou hij die oneindigheid doorklieven, ~ .
Ééns ~,.
Rotsvast zou zijn vertrouwen zijn op God, bidden zou hij, strijden en Ibereiken,
Het kind op zijn armen had de vermoeide oogjes en 't hoof'dje tegen zijn wang gevleid. Als hij het zoo zag, welde al zijn vaderliefde weer in hem op. Zijn kleine Diego was het eenigste wat hij hier op aarde nog bezat; enkele jaren geleden was zijn vrouw hem ontnomen.
Als eens zijn denkbeeld verwezenlijkt zou worden, zou hij het hier moeten achterlaten, wellicht om het nooit weer terug' te zien,'
Maar ook dat offer wilde hij brengen: Christus had hij 'l beloofd. Hij zou hem helpen ~, ,
Bij een hodht van den weg rees plotseling het klooster voor hem op.
Vóór den poort bleef hij nog even staan.
Beneden lag de zee, wijdsch, onmetelijfc en daarachter ~ , , Daar was het land, daar wconde het volk dat Christus niet kende!
1) Schip,
Vol istillen weemoed was het wazig-iteere avondrood aan den hemel.
En bloedrood wegzinkend achter de zee scheen de zon hem te weniken: „Kom”,
Door 'de boomen suizelde de avondwind.
Dan wendde hij zidh af en liet zwaar den klopper vallen op den kloosterpoort. Even later stond een grijze, gehcgen monnik in de bruine pij van St, Francisous teigenover hem, vraigend wat er van zijn dienst was.
En Christophel Columhus, eens, zij 't slechts voor korten tijd, onderfconing der Indiën en groot-admiraal van 'den oceaan, smeekte oim ’n weinig water en brood voor zijn kind , , , ,
Neg sprak hij, als op zij het hek van den kloostertuin geopend werd, en de gardiaan, Juan de Perez verscheen.
Getroffen door het intelligente voorkomen van den vreemdeling, vroeg deze, waarheen de reis ging.
~Ik ga naar de koningen, cm hun een belangrijke mededeeling te doen”, was het eenigszins nuchtere antwoord.
Nu werd de belangstelling van den monnik opgewekt; hij noodde den man met hem in 't klooster te gaan.
Daar onthulde Columbus aan Juan de Perez héél zijn verleden, héél zijn streven, Hoe hij, te Genua geboren langzamerhand op het denkbeeld van den bolvorm der aarde was gekomen en hij van meening was, dat in 't westen zich de Indiën uitstrekten, niet ~de duistere zee” zooals de algemeene overtuiging was.
Hij verhaalde den gardiaan hoe hij eerst aan zijn geboortestad de uitvcering van dezen belanigrijken ontdekkingstocht had 'aangéboden en toen men zijn aanibo'd van de hand wees, hij naar Venetië was getrokken, Doch ook daar ging men niet op zijn voorstellen in. Ook in Portugal bleven zijn pogingen zonder succes. Nu ging hij naar Ferdinand en Isalbella 1) en als ook die zijn verzoek niet zouden inwilligen, zou hij zich tot den Franschen koning wenden.
Verre van den spot te drijven met den man, die zoo lijnrecht dorst in te gaan tegen alle wetenschappelijke overtuiging, was de gardiaan vol bewondering voor deze machtige denkbeelden, meer nog misschien voor die cngehoorde vastberadenheid en volhardingsgeest.
Hij noodigde hem uit, voorloopig in 't klooster zijn intrek te nemen.
Als gast bij de Franciscanen opgenomen, kon Columbus zijn ganschen tijd besteden om in de behoeften van zijn ziel te voorzien en zijn plannen verder uit te
1) De regeerders van Spanje,
Dame; „Ho! man, sta dan toch stil! Ik wil niet, dat mijn hond het water in gaat!"