Met een wilden kreet barstte ze in een luid gehuil los, tot hevige ontsteltenis van haar begeleidster,

Liesje, kind, wat is er dan? riep de oude juffrouw.

Maar Lies je was niet in staat een woord uit te ibrengen.

Juffrcuw Hees was ten einde raad. Toen ze later het geval aan haar broer vertelde, zei ze:

Je hebt noig nooit tzcoiets gezien. Dat anders zoo kalme, zoete meisje brulde, ja brülde als een Indiaan, Al de imenschen in de coupé keken naar mij alsof ik haar vermO'Ordde!;,

Liesjes droefheid was dan ook heel erg. Eindelijk, op juffrcuw Hees' herhaald vragen, snikte ze:

Ik heb hem niet bedankt.

Ja, dat heb je wel, haastte de juffrouw zich te verzekeren, ik heb het zelf gehoord, je deed het keurig, Maar niet genoeg, niet genoeg, schreide bet berouwvolle Liesje, Ik zei heelemaal nie-iets toen hij 'm mij liet zien ik dacht dat hij me voor de hield, o, óh! Wat zal hij wel van mij dè-ènkenü

En ize begon weer opnieuw te huilen.

Het duurde heel lang voor de onhandige troostwoorden van juffrouw Hees haar eenigszins tot bedaren brachten. En toen ze aan ’t eind van de reis, haar moeder in de armen vloog, kreeg deze dadelijk het heele verhaal in verwarde woorden en afgebroken door snikken te hooren.

Juffouw Hees kwam achteraan met de bagage, Lies je is erg lief geweest, verzekerde zij, uw nicht verzocht me dat aan u te zeggen.

Maar wat is dat allemaal met dat postzegelalbum? vroeg 'de verschrikte moeder.

O, zei juffrcuw Hees, een buurjongetje, dat erg veel op had met uw dochtertje, heeft haar zijn postzegelalbum gegeven, ’t Is werkelijk een waardevolle verzameling, En nu denkt ze, dat ze hem er niet genoeg voor bedankt heeft. Maar ik heb zelf gehoord, dat ze het heel lief deed. Ze is een'beetje overgevoelig, denk ik,.

Nee, nee, riep Liesje en de herinnering aan haar zwijgen en cnvriendelijke vragen daarna, vervulden baar met schaamte. Ik , , , ik . , ~ en ze verborg haat gezichtje in haar moeders arm.

Dien avond, toen de Icgeerpartij besprokerii en het postzegelalbum getoond werd, voelde zij zich nog ongelukkiger door haar vaders verbazing over de groote collectie. De broertjes en zusjes keken ér met eerbied naar, toen vader hun vertelde wat de beteekenis en waarde van zoo'n album wel was!

Toen haar moeder haar naar bed bracht, zei Liesje:

Ik moet aan Herman schrijven.

Waarom? vroeg moeder.

Ik moet hem bedanken, ik moet hem zéggen, hoe érg ik hem bedank.

Nee, liefje, zei haar moeder verstrooid, juffrouw Hees zei, dat je hem bedankt hebtf en dat is genoeg, Maar hij heeft er zooveel werk aan gehad en ik wist niet,, ~

Liesje's stotterend tongetje kon niet vertellen, wat haar hartje zoo zwaar maakte, en moeder, die er niets van begreep, zei ongeduldig:

Kom kind, pieker daar nu niet meer over. Je bedankt hem wat had je meer kunnen doen.

Het was niet alleen dien avond, dat Liesje met schaamte dacht aan haar koud afscheid van haar vriend.

Heel dikwijls, wanneer ze niet gauw slapen kon, zag ze weef Hermans triomphantelijk gezicht als hij het album uitpakte, terwijl zij zelf er zwijgend en ondankbaar bij stond.

Het postzegelalbum was een sieraad van de familie geworden! Lies je moest ze laten zien, als er bezoek was, en dan werd de geschiedenisr hoe-zij-het-gekregep-had, er bij verteld.

Ze groeide op tot een groot meisje van zestienl, zeventien jaar en nog altijd gaf het zien van de blauwe kaft haar een gevoel van pijn. Ze hoorde telkens haar eigen stem toonloos zonder warmte, zonder hartelijkheid zeggen:

Dank je wel voor je cadeau, Herman.

En zelfs toen ze volwassen was, kwam ofschoon ze nu lachte om de gevoeligheid van haar kleinemeisjes-hartje in sommige oogenblikken de herinnering aan dat akelige gevoel van schaamte bij haar op.

Op een prachtigen zomeravond zat een troepje vroolijke jongelui aan het strand en wachtte, dat de maan zou opgaan.

Ze hadden den tijd doorgebracht met zingen en het vertellen van grappen en zonnen nu op een andere leuke tijdpasseering. Eindelijk riep een lachend jong meisje:

Ik weet wat. leder van ons moet iets uit z'n jeugd vertellen, waarover hij of zij zich later het meest geschaamd heeft. Ik begin! en ze begon een ingewikkeld verhaal over het snoepen van koekjes op vijfjarigen leeftijd.

Terwijl ze sprak, dacht Lize (nu geen Lies je meer) aan het postzegelalbum en besloot die geschiedenis te vertellen. Het leek haar of het een opluchting zou zijn, wanneer ze dat vroegere verdriet vertelde aan dit groote gezelschap, waarvan ze de meesten zelfs niet kende.

Toen de kcekjesdievegge haar verhaal geëindigd hadf stootte ze een jongen man naast haar aan en riep: — Volgende!

De jongen glimlachte een beetje onzeker.