dag, zei dat ze haar izou missen en belcofde haar moeder te schrijven, dat ze erg aardig en lief geweest was. —We zullen haar allemaal missen, zei juffrouw Hees, Herman nog wel 't meest, denk ik.

Ja, stemde nicht Anna toe, wat is hij een prettige speelkameraad voor Lies geweest. Niet veel jongens van zijn leeftijd zcuden zoo aardig met een klein meisje omgaan.

De taxi reed weg en toen Lies je omkeek, was er al niets meer van de drie huizen te zien, zelfs nie't de sdhoorsteen van Hermans huis de schoorsteen, waarnaar hij eens, tct Liesjes schrik en bewondering, geklommen was.

Ze zou nooit genceg over Herman kunnen vertellen thuis: ever de teekeningen, die hij voor haar gemaakt had, over z'n fiets, waar zij achtercp had gezeten, over al de spelletjes en kunstjes, die hij kende .. .

En nu als slot van al die heerlijkheden kwam nog dat geheimzinnige present, dat hij haar aan 't station zou geven. Hij had de heele laatste week over dit present gesproken en met echte schooljongensbluf gezegd:

Ik heb er jaren en jaren aan gewerkt. M’n vader zegt, dat het 't mooiste is van het heele land, en het is veel geld waard ook.

Liesje kon met geen mogelijkheid bedenken, wat dat prachtige ~iets" wel zou zijn.

Een ding, dat Herman zelf gemaakt had, .. . dat groote menschen ook mooi vonden, . .. dat veel geld kostte ... Wat kon het zijn??

Over een paar minuten zou ze het werkelijk zien, hébben! ... Lies je vónd;, dat de auto erg langzaam reed ...

Eindelijk! Daar was 'het station en. Herman stond al bij den ingang te wachten, tot groote verlichting van juffrouw Hees.

■— Je let wel op Liesje en de bajgage, hè, jongen, zei ze, terwijl ik even de kaartjes neem.

Ze verdween haastig, en Liesje keek Herman aan met oogén, die schitterden van opwinding.

Ze zag niets meer van het drulkke gedoe om haar heen, alleen Herman-imet-het-geheimzinnige-pakj e bestond voor haar.

Nu kwam ~hct”, dat het mooiiste was van het heele land en waarvoor men wel hónderd, gulden geboden had, zooals Herman nog eens vertelde.

Teen begon de jongen met een gewichtig gezicht het platte pak les te maken. Liesje durfde nauwelijks adem te halen. Maar toen een leelijk, bevlekt boek te voorschijn kwam en Herman triomphantelijk de bladen omsloeg en de verschillende gekleurde vierkantjes aanwees, was het of 't hart van het kleine meisje

even. stilstond ... en dan ibegcn 'het zoo hard te kloppen, alsof het zal springen!

De trotsche igever zag niet haar verschrikten en verbaasden blik.

Eindelijk bracht ze met moeite uit:

Wat... is het?

Wel een postzegelalbum natuurlijk, riep de jongen. De grootste verzameling van het land. ■— Post-zegels? herhaalde Liesje, die ze op de brieven plakken!

Ja, maar van heel de wereld, van o-ver-alü

Er wafe een cogenlblik stilte en het arme Liesje probeerde haar warrelende gedachten te verzamelen.

Ze zag Herman vol verwachting naar haar kijken en ze wist, dat ze hem bedanken mioest, maar ze kón niet. Het was alsof haar stem verdronk in een golf van teleurstelling. Wat heteekende het? Hield hij haar voor de gek?

Op dat oogeiiblik kwam juffrouw Hees aanloopen. Kom hier, zei ze ihaastig het meisje bij 'n hand nemend, onze trein is al binnen, zeg Herman maar gauw goeden dag.

Liesje stak haar hand om 'het leelijke vuile boek aan te nemen:

Dank je wel voor je cadeau, Herman, zei ze dof. Toen ze goed en wel in den trein zaten, zocht juf-

frcuw Hees een onderwerp, waarover ze met 't kleine meisje bon praten.

Wat heeft Herman je 'gegeven? vroeg ze.

Zonder een woord te zegigen, toonde Liesje haar het hodk.

Ze schok van juffrouw Hees’ luiden uitroep:

Wat! Zijn postzegelalbum?! Heeft hij je die gegéven? Wel, lieve hemel, wat zal zijn vader daar wel van zeggen ... en z'n tante Cato! Ik moet zeggen, dat hij de liefste, gulste jongen is, dien ik ken. Hij was dól op zijn verzameling. Er kwamen van alle kanten menschen cm ze te zien. Je ouders zullen het erg aardig vinden. Zie je, zijn oom vaart op zee en die stuurt hem uit alle deelen van de wereld postzegels . . .

Liesje staarde haar in de grootste verbazing aan en de oude juffrouw vervolgde:

—■ Ik geloof niet, dat je heelemaal begrepen 'hebt, wat een prachtig cadeau het is, hè? Zie je, zooiets kan men niet kóópen, Herman heeft die postzegels van z'n achtste jaar af verzameld en er heeft zelfs iets in de kranten gestaan over zijn groote collectie. Menschen, die hij heelemaal niet kende, stuurden hem zelfs postzegels. Ben je niet trotsch, dat hij je het mooiste gegeven heeft wat hij had. . .?

Liesjes gezichtje was gedurende deze zoo-igoed-bedcelde toespraak al bleeker en bleeker geworden, en de laatste zin was te veel voor haar overvol hartje.