plaats op de ambèn achter den Missionaris, aldus kan hij de luisterende gemeente overzien, en den Pastoor zachtjes aansporen om van tijd tot tijd aan ’t kopje thee, dat vlak achter hem staat, te tippen.

De man op den stoel is het type van een dessa-man, die zich gaarne groot, knap en veelbeteekenend vriendelijk voor doet; een beste kerel, maar niet de ijverigste van onze toehoorders. Hij zit daar niet erg op zijn gemak, en kan blijkbaar maar niet begrijpen, waarom de Pastoors hem, een dessa-man, in den stoel hebben neergezet, terwijl deze zelf achter hem staan.

En op den voorgrond, daar ziet U ’n heele groep vroolijke bruine snaken. De meesten hebben niet veel meer dan een broekje aan het lijf. Het is wel heel armoedig, zooals ze er uitzien, maar voor hen zelf in ieder geval veel gemakkelijker; klimmen in de boomen, klauteren over heggen, kruipen door het rietbosch, springen over de slootjes, alles gaat even frank en vrij, zonder gevaar van kleerscheuren! Zelfs de korte broekspijpjes blijken nog dikwijls een lastige weelde, ze stropen die dan ook op tot ver boven de knieën, als ze in de modder gaan plassen om aaltjes te zoeken of vischjes te vangen; en zijn ze met hun vischvangst klaar, dan springen ze daarna zoo, met broek en al, in de sloot, om zich van den modder te ontdoen, en komen er dan weer uit met hun aaltjes en vischjes in de hand en een nat broekje om ’t lijf, om zóó de pastoors tegemoet te loopen, als deze zich toevallig daar in de buurt vertoonen.

Het zijn echte kinderen der vrije, blije natuur; die zich met o zoo weinig best amuseeren. Auto’tjes, treintjes, vliegende Hollanders, bouwdoosjes bezitten ze niet. Hun mooiste knikkers zijn de afgeronde steentjes, die overal langs den weg liggen; hun auto’tjes, treintjes en stoombootjes: citroenschillen, drooge blaren of stukjes droog hout; en het stroomende beekje is de baan waarover zich voortbewegen hun fantasie-machines, die dan den naam krijgen van „montor”, „sepoer” of „praoe”, naargelang de afspraak. Langs den kant loopen ze hun dobberende schatten na, schreeuwend en lachend om den eigenaar van het achteraan komende voertuig, die daar zijn denkbeeldigen „masinis”, „sopir of „stokker” staat uit te schelden. En als men het afgesproken eindpunt bereikt heeft, is de weddenschap afgeloopen; de