niet verwacht. Z’n vijanden overwinnen kon hij zonder al die wijsheid ook nog wel en teleurgesteld vraagt hij verder: of er dan geen andere voordeelen aan waren verbonden. Zoo iets was den kluizenaar nog niet overkomen, dat iemand zijn wijsheid zoo geringschatte en als Pandji maar aanhoudt en doorgaat met vragen en hem ten aanschouwe van zijn leerlingen op die wijze beleedigt, begint zijn bloed te koken. Verontwaardigd springt hij op en daagt Pandji Woeloeng uit zijn krachten te

meten met hèm, den beroemden Adjar, die nog voor niemand had behoeven onder te doen. Beiden trekken hun kris.... en dan vallen ze op elkaar aan? Neen, dat toch niet, t blijft n stileeren van de werkelijkheid. Op de tonen van de gamelan, die gedurende de geheele vertooning geen oogenblik zwijgt, in de eene hand ’n kris, met de andere hun sjerp wijd uitspreidend, loopen ze elkander in ’n cirkel achterna zonder de minste moeite te doen elkaar in te halen. Opeens ’n uitval, de krissen strijken langs elkaar, en ze loopen weer door; weer n uitval, weer

Foto C. Claereboets, Djocjakarta. Nu eens slaat de eene, dan weer de andere, sierlijk dansend. (Blz. 19.)