In stilte verrukt kijkt de moeder naar haar schat, door Allah geschonken, dien zij met angstige moederzorg heeft gedragen. Maanden heeft zij in soberheid doorgebracht. Nooit heeft zij haar mond geplooid tot een spotlach over de geestelijke of lichamelijke gebreken van anderen. Nooit uit onbedwongen drift schimpwoorden uitgesproken. Nooit zich overgegeven aan ijdelen opschik. Dat alles uit liefde tot haar kind, haar tweede „ik”, opdat het niet door haar onvoorzichtigheid en onverstorvenheid ter wereld zou komen als een mismaakt of geestelijk misdeeld schepseltje. Want kindergebreken wijten ze dikwijls aan den spotlust en onbeheerschtheid van de moeder.

Beschouw vervolgens dat midden-vertrek. Het heeft geen deuren. Maar gebloemde gordijnen hangen er voor in de plaats, boven-aan aan elkaar vastgenaaid en draperiesgewijze opgehouden door drie zwevende gulden garoeda’s. (De garoeda is de koning der vogelen en het voertuig van den goddelijken Visjnoe). Links en rechts staan pronkkasten met curiosa. Dat vertrekje nu is de heilige kamer. Voor die kamer moeten bruid en bruidegom het bruiloftsmaal nuttigen; voor dat familie-sanctuarium brandt de vader des huizes de wierook ter eere van den almachtigen Allah, van de overleden voorouders en penaten, tot heil van het huisgezin, ook om de ondeugende geesten gunstig te stemmen. Ook de krissen mogen, als heilige wapenen, den geurigen rook genieten.

In dat huiselijk tafereeltje hebben we den Javaan beschouwd in zijn vrije, bewuste daden, die uitingen zijn van z’n verborgen princiepen en opvattingen, kortom van z n innerlijk zieleleven.

De Javaan geeft offermaaltijden en brandt wierook. Is dat zuiver Mohamedaansch ? Naar het uiterlijke te oordeelen is men geneigd „Ja” te zeggen. Immers Mohamedaansche priesters dragen de offers van Allah op; Mohamedaansche gebeden worden volgens de Mohamedaansche ritus verricht. Letten we echter op de intentie van dengene, die de slametan houdt en op de omstandigheden en redenen, waarom het gegeven wordt, dan schudden we bedenkelijk het hoofd en zeggen van neen.

Want zooals gezegd, wordt genoemd offermaal gehouden, niet alleen ter eere van Cjod, maar ook om de booze en kwaadaardige geesten gunstig te stemmen en de overledenen te eeren; daarenboven geschiedt ’t zoowel op Mohamedaansche feestdagen