jarenlang de geregelde aanvoer van nieuwe krachten voor de missioneering verbroken. Nog vindt men in de archieven van Simancas de smeekschriften van een Pater Juan Martinez de Miralda, waarin hij het toelaten van vreemdelingen al is ’t dan ook oorlog met al de oprechte vrijmoedigheid van oud biechtvader des konings bepleit. Maar het hielp niets, want we weten dat in 1702 acht en in 1711 negen Duitsche missionarissen afgewezen werden. Intusschen moest de missie maar blijven wachten, al lag er zooveel werk klaar, dat men alleen in Mexico „een geheele provincie van Europeesche Jezuïeten zou kunnen gebruiken”. Zoo bevorderde of verhinderde de koninklijke oppermacht door haar genade of ongenade den bloei der Katholieke Missiën.

Na den Spaanschen Successie-oorlog trachtten de Procuratoren der koloniale missiën de geleden verliezen zoo spoedig mogelijk aan te vullen. Alleen reeds uit ’t najaar 1715 zijn ons bekend een verzoek van den generaal-Procurator van Paraguay om toelating van zestig vreemdelingen en een verzoek van de Marahon-missie om toelating van twintig.

Onder de groote menigte missionarissen, die een jaar later vertrokken, waren vierentwintig Duitschers en Oostenrijkers.

Volle vrijheid bracht eindelijk het 12de artikel van het decreet des konings in 1743. Het artikel zegt:

„Ten slotte heb ik nog vernomen, dat er geklaagd wordt, omdat de Jezuïeten in hun missiën ook vreemde medearbeiders toelaten. Hierop antwoord ik, dat zij dat doen met een beroep op mijn koninklijke toestemming en dat ik zelf den Generaal van die Orde bij besluit van 17 September 1737 verlof gegeven heb, dat iedere nieuwe zending van missionarissen voor een vierde deel uit Duitschers bestaat.” Eindelijk was nu het ijs gebroken.

Jaarlijks groeide sindsdien èn in Spanjes èn in Portugals koloniale gewesten het aantal vreemdelingen, dat er met de koninklijke schepen heengevoerd werd. Meer en meer verbreidde zich het geloof. De groote belemmeringen, die het Patronaatsrecht had geschapen, waren verdwenen en er kwamen enkele tientallen van jaren, waarin koninklijke willekeur den missionaris niet langer belemmerde in zijn schoonen arbeid. Maar helaas, ’t was weer de stilte, die den storm voorafgaat.