zend in getal, zijn verdeeld in verschillende afdeelingen, waarvan elk hare officieren, haar vaandel, haar eigene soms zeer eigenaardige kleeding, alsmede twee tamboers en twee pijpers heeft. Terwijl op deze inderdaad typische instrumenten een heel oud marschje wordt gespeeld, treedt een Javaansch officier vooruit, gehuld in gelen rok en groene broek, met groote zwarte laarzen aan de beenen, een driekanten hoed met pluim op het hoofd en een breeden krommen sabel in de hand. Achter hem volgen zijn mannen met pieken gewapend, vier aan vier. Allen loopen in de maat van de muziek in een soort Javaanschen danspas, langzaam en statig, met kleine rukjes van hoofd en handen. Daar nadert men den troon. Met eenige plotselinge wendingen van het lichaam richt men zich naar den vorst, brengt hem hulde, het vaandel buigt, de pieken worden gestrekt en met een bevalligen zwaai de danspas weder voortgezet.
Op dezelfde wijze trekken de andere afdeelingen voorbij, nu eens met krissen, zwaarden en schilden, dan met lansen of geweren gewapend: nu eens op Javaansche, maar toch altijd ouderwetsche wijze in sarongs en korte of lange broeken en met de zonderlingste hoofddeksels getooid, dan weer in de uniform der compagnie-soldaten van voor twee eeuwen. Men zag er den driekanten hoed of hooge spitse mutsen, korte spanbroeken, gele, roode, blauwe of zwarte rokken, witte kousen, lage schoenen met zilveren gespen, kortom, zooals ik reeds zeide, ’t was alsof in de oude poppen van een zeventiend’eeüwsch panopticum plotseling leven was gevaren, en zij er op uit waren getrokken om ons met een onverwacht schouwspel te verrassen.
De laatste afdeeling bracht ons weer tot de werkelijkheid van de twintigste eeuw terug door een Javaanschen dans in optima forma uit te voeren, correct en statig en interessant om te zien.
En nu volgde het pakkende slot, vooral van belang voor de geinteresseerden. Op groote berries, elk getorscht door wel dertig koelies werden een twintigtal hooge pyramiden aangedragen, geheel en al bestaande uit vruchten en allerlei soort eetwaren. Het waren de geschenken des Sultans aan zijn volk. En nu begon de feestmaaltijd.
Onderwijl werd heel deftig aan ons allen een glas port geoffreerd. De Resident stelde het eerst een dronk in op den Sultan,