krissen. Ook de hofbeambten en ambtenaren van verschillenden rang wonen met hun gezinnen in den kraton. Evenzoo de werklieden die ten behoeve van den Sultan allerlei ambachten uit oefenen. Ge vindt er goud- en zilversmeden, vervaardigers van muziekinstrumenten en wajangpoppen, wapensmeden, timmerlieden enz.
De kraton werd gebouwd in 1760 door Z. M. Mangkoe Boewana I. De muren zijn veertien voet hoog en vijftien dik met aan de vier hoeken bastions, voorzien van wachttorens.
Toen we den aloon-aloon voor het paleis opreden, was dit groote plein reeds gevuld met een ontelbare bonte menigte, beschenen door de morgenzon. Middenin was een breede baan opengehouden, afgezet door soldaten van den Sultan in hun roode kleedij. We reden tusschen de menigte door en bereikten de voorgebouwen van het paleis.
Hier ligt de paseban, een uitgestrekt gebouw, dat aan alle zijden open, feitelijk slechts bestaat uit een dak, rustend op een menigte pilaren. In de nabijheid ter linkerzijde zitten de tijgers opgesloten, die volgens de adat bij het eerste feest, dat de vorst geeft, aan het volk het vermaak moesten verschaffen van een wanhopigen strijd, eerst tegen een karbouw, daarna tegen met lansen gewapende Javaansche krijgslieden. Gewoonlijk moest de tijger het tegen den karbouw afleggen, want de horens van zijn tegenstander werden te voren er op gescherpt. Gelukte het hem meester te blijven, dan moest hij het verliezen tegen den menschendrom, die met lansen gewapend, een carré om hem vormden en als hij om te ontkomen den wanhopigen sprong over hun hoofden heen waagde, hem opvingen op de opgestoken lansen, ’t Is echter al lang geleden, dat zoo’n strijd heeft plaats gehad. Maar de tijgers zullen nog wel lang in die hokken bewaard blijven, ter herinnering aan die vroegere gewoonte.
Wij kwamen voor een hooge trap, die toegang verleent tot het buitenste voorhof van het paleis, den Sitinggil. Midden op dit hooge voorhof staat een pendopo, een op pilaren rustend aan alle zijden open gebouw met een steenen vloer, die in twee terrassen oprijst. Op t hoogste dezer twee terrassen wordt de vorstelijke troon geplaatst, van waar de Sultan de verzamelde menigte gadeslaat. Nog stond de troon er niet, en de marmeren steen, waarop hij neergezet wordt, was zorgvuldig overdekt met