OP BEZOEK BIJ DEN SULTAN,

DOOR L. GROENEWEGEN S. J.

1 tijd geleden had ik. door de vriendelijke uitw noodiging van den Resident van Jogjakarta, de eer 1 bezoek te brengen ten hove van den Sultan van Jogja. ’t Was nog Mangkoe Boewana VII, thans sinds kort opgevolgd door zijn zoon Mangkoe Boewana VIII.

Mangkoe Boewana beteekent „die de wereld beheerscht”. Nu wisten we wel, dat dit wereld beheerschen niet al te letterlijk moet worden opgevat, maar toch namen we met graagte de gelegenheid waar, om eens van nabij kennis te maken met de voor een Europeaan geheel ongewone pracht en de antieke hofgebruiken in het paleis van een Oosterschen Sultan. Immers, terwijl aan het hof van Solo vele Europeesche gebruiken werden ingevoerd, hield de Sultan van Djocja steeds streng vast aan de eeuwenoude tradities, zoowel wat kleeding en woning, als wat ceremonieel en feestelijkheden betreft. Nu is het wel te verwachten dat een volgend geslacht veel zal gaan moderniseeren. Daarom stelden wij het dubbel op prijs nog tegenwoordig te kunnen zijn bij deze plechtigheden, die telkens de herinnering oproepen aan het eens zoo machtige rijk van Mataram, dat in zijn bloeitijd ongeveer geheel Java beheerschte. Voor ons dus wel een buitenkansje! We zouden als t ware een levend museum van oudheden te zien krijgen.

We waren tegen half tien uitgenoodigd ten huize van den resident. Toen we er aankwamen stond reeds in de voorgalerij