Sinds 1910 is er een Gebeden verbond opgericht voor de bekeering der Noordelijke volken: óók van Ijsland.
En als er gebeden wordt, komt er zegen.
Is die zegen dan nu al zichtbaar?
Men oordeele zelf.
Wat zou het den missionarissen veel waard zijn, als er onder het IJslandsche volk wat meer werklust kwam en wat meer godsdienstige belangstelling in plaats van die verlammende indifferentie !
Welnu, vooreerst begint zich sedert het vorige jaar op Ijsland eigen industrie te ontwikkelen. Een industrie, die spoedig zeer hoog kan stijgen, omdat men goedkoope arbeidskracht heeft gevonden; men heeft n.l. een waterval, op 7 K.M. afstand van Reikjavik, dienstbaar gemaakt voor de levering van electrische stroom. En sedert 1920 heeft Reikjavik gemeentelijke electriciteitsvoorziening I
Gevolg is, dat met die goedkoope arbeidskracht zeer voordeelig industrie kan worden gedreven. Ijsland, dat vroeger z'n wol onbewerkt en dus voor lagen prijs, naar Engeland moest exporteeren, begint nu eigen wolfabrieken in te richten, voorloopig nog met Noorsche ingenieurs in de technische afdeelingen. Een kleine margarinefabriek gaat sterk vooruit. En ’t laat zich aanzien, dat particulier initiatief ook op andere plaatsen van ’t eiland, met deze goedkoope electriciteit een levendige industrie te voorschijn zal roepen.
Er komt dus druk werk aan den winkel, en er is alle reden te verwachten, dat in een toekomstig IJslandsch geslacht, nu hun de kans tot productieven arbeid wordt geboden, heel wat meer werklust en arbeidszin zullen ontwaken, dan men tot nu toe bij een IJslander pleegt te vinden.
En deze verandering alleen reeds zou aanmerkelijk veel kunnen wegnemen van het flegma en de traagheid, die bij dit volk ook de godsdienstige onverschilligheid in de hand werkt.
Maar er is sedert den laatsten tijd nog een tweede verblijdend verschijnsel.
Behalve van hun werkloosheid zijn de IJslanders de laatste