huis. Want ’t is er zoo stil, in dit land van de sneeuw! De kinderen daar schreeuwen niet veel, de volwassenen doen er alles met weinig geraas en zelfs de goedmoedige honden blaffen er zelden.
En dit eenzaam volkje, zoo alleen tusschen de bergen, zoo alleen in de eindelooze zee, is een volk, zeer ontwikkeld en verrassend beschaafd. Ternauwernood vindt men ergens een volk, dat zoo goed zijn alleroudste geschiedenis, zijn sagen en overleveringen kent. In het Saga-boek leest heel het volk; de moeder vertelt eruit aan de kinderen, totdat ze ze van buiten kennen. En de boeren kennen hun eigen genealogie; zij leven nog in denzelfden patriarchalen samenhang van de familie: de kinderen, samen met de meiden, de knechts en het vee, als in de dagen van de eerste stichting; een boerderij bij hen heeft meer geschiedenis vaak, dan een kasteel of burcht bij ons.
Zoo leeren de IJslanders zich hechten aan den harden, schralen grond, zooals geen ander volk ter wereld ook ’t rijkste vaderland pleegt te beminnen. En nergens schijnt men een volk te vinden, dat in geaardheid en karakter zoo overeenkomt met de natuur van het land. Vereenzaamd in de verre zee, alléén; klein volk tusschen de steenen en het ijs. Maar ’n volk met warme bronnen in het land en in het hart.
De warmste bron van Ijsland, en de weldadigste, is eeuwen lang het Roomsch Geloof geweest.
De Noorweegsche Vikingers, die in 860 het eiland voor het eerst ontdekten, noemden het „Ijsland”, maar vonden ’t te koud om er een nederzetting te vestigen. Een tiental jaren later verkozen toch een aantal Noordsche mannen daar een vrij rijk voor zich te stichten. En honderd jaar daarna kwamen moedige verkondigers het Roomsch Geloof hier prediken voor die harde koppen, die niet gewillig bogen. Maar in ’t jaar 1000, op den grooten landdag in de open vlakte van Pingvalla, had ook ’n klein aantal Christenen zich ter vergadering begeven. Een geweldige uitbarsting en ’t gloeiend vuur van een vulkaan in de nabijheid, vervulde de heidenen met schrik; het was een teeken van den God der Christenen I En van dit oogenblik genoten de Christenen voortaan ook vrijheid in het vrije Ijsland.
En 60 jaren later zendt Paus Victor II reeds twee bisschoppen naar Ijsland en sticht de zetelplaatsen Skalholt en Hólar. Nu