den heidenen, zullen zij hun reine zieltjes ronddragen, de gore, besmette kamponglucht rondom hen en Christus’ genade in hen. Maar uit hun oogen lacht het stil geluk: de buren hooren blijheid in de stem en zien de nieuwgedoopten eerlijker, braver, behulpzamer dan zij zelf zijn. Ze zijn als ’t nieuwe Paaschlicht, de minieme vonkjes uit den vuursteen.
’t Kleine olielampje van hun geloof brandt in de donkere kampong. ’t Zal stil en bescheiden schijnen en gezien worden door die goed van wille zijn. De Javaan voelt een leegte in zijn hart. De traditie van zijn voorvaderlijk geloof is weg, en hij is te veel mensch van philosophisch denken om gelukkig te zijn met alleen het materieele. Hij vraagt dikwijls naar wat Gods genade hem doet begeeren. En daarom is een brave Christen een Apostel, ’k Heb gezien, hoe met ’t laatste Kerstfeest zich een stille roeping afspeelde. Gedurende de Kerst-missen had een man aan de poort op-en-neer gedrenteld en gekeken in de richting van zijn verlangen : maar hij durfde niet, tot eindelijk hij voetje voor voetje naderkwam en door de open kerkdeur het kribje kon zien. Daar lag het een-vuist-groote Kindje, dat zijn kleine armpjes openhield, en zijn wondere genade ook dien arme schonk, in den heiligen genade-nacht. In den Kraton zelfs dringt het lichtje door met zwakken schijn. Daar ging een leerlingetje onzer school vaak zijn tante, de Sultane, bezoeken. De vrouwen, die er in de eenzaamheid als begraven zijn, moesten weten van den Pastoor en van wat hij zei. Voor de eigen naaste omgeving zijn de nieuwgedoopten vaak de redders. Als een kleine de gespaarde snoepcenten bij den Pastoor brengt en een H. Mis vraagt voor de bekeering van zijn vader, dan zeg mij, gij, die minder goed zijt dan God, wat zoudt gij willen geven? En als een ander, zelf nog heiden, z’n kameraadje die gaat sterven, doopt, zeg mij dan, of O. L. Heer niet met zijn wonderen rond gaat onder dit arme volk.
’n Nieuwe doop geeft nieuwe apostelen aan ’n vragend volk. Bidt voor de volle werking van Gods genade. Bidt voor den priester, die heldenmoed noodig heeft in zijn moeizaam werk.