plotseling door een hevige bloedspuwing overvallen. De verschrikte huisgenooten telefoneeren aanstonds om Pastoor en Dokter. Deze laatste constateerde maagbloeding en verklaarde den toestand hoogst o-evaarlijk. De Pastoor bracht den zieke op de hoogte. Gelaten en kalm aanhoorde hij den Priester; hij nam alles aan uit de Hand van God, leven en dood: „wat God doet, is wel gedaan“. Met aroote godsvrucht ontving hij de laatste H. H. Sacramenten en den „Pauselijken zegen in het uur des doods». Uit vrees voor nieuwe bloedingen durfde men hem echter de H. Communie niet meer geven. Toen alles was afgeloopen, vatte Gilbert de hand van den Priester en dankte hem voor de groote genade door hem ontvangen. Hij verzocht als een gunst den volgenden dag, zoo hij nog leefde, naar het katholieke St. Carolus-ziekenhuis overgebracht te worden; doch ’s morgens om zes uur herhaalden zich de bloedingen, zoodat van vervoer geen sprake kon zijn.

Een derde en vierde bloeding volgden ’s middags om 12 en ’3 avonds om vijf uur. Gilbert voelde blijkbaar, dat hij ging sterven; hij riep zijn jongen broer bij zich om hem nog zijn laatste woord toe te spreken. Daar deze zich toevallig op dat oogenblik met in de kamer bevond, vroeg hij zijn notitieboekje en schreef daarin met stervende hand: „Geloofd zij Jezus Christus in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Beste Broer,

Als het Onzen Lieven Heer behaagt mij in zijne heerlijkheid te roepen .en dan volgden eenige intieme opdrachten.. Gilbert ha_ nu met de wereld afgedaan. Stil lag hij op zijn sterfbed, blijkbaar in innig gebed met God, voor wien hij ging verschijnen en dien ij zoo trouw gediend had. Tegen zes uur begon de doodsstrijd, die slechts enkele minuten duurde en toen stierf hij den dood der rechtvaardigen. Hij had den goeden strijd gestreden, zijn korte loopbaan af gelegd en het Geloof bewaard.

Een zijner collega’s van Tjilatjap, oud-Mcentilanner als hij, schreet mij oa, bij gelegenheid van Qilberts dood: „We hebben elkander goed leeren kennen en ik heb hem hoog gewaardeerd. Zijn open, opgeruimd karakter maakte onze vriendschap steeds inniger Eens vertelde hij me in vertrouwen het volgende: „Niet lang geleden heb ik kennis gekregen aan een braaf, lief meisje van fatsoenlijke, met onbemiddelde ouders. Ik beminde haar oprecht en zij mij. Zij was niet Katholiek, maar zoogenaamd Mahomedaansch. Ik had goeden grond om te vermoeden, dat zij tot het Katholiek Geloof zou