sneeuw, om zijn hart uit te storten Voor zijn Qoddelijken Meester en om Hem kracht te vragen in de beproeving.

Zelfs daar lieten de Irokeezen hem niet met rust. Om hem schrik aan te jagen of te verstrooien, naderden zij met opgeheven bijl als om hem te treffen, ze schoten pijlen af die naast hem neervielen of hieven plotseling een geweldig geschreeuw aan. Niets kon hem echter van deze gewoonte afbrengen, want daar troostte God zijn dienaar, daar putte hij kracht en moed om alle doodsgevaren te trotseeren.

De toestand van den missionaris werd met den dag meer en meer ondragelijk. Aan kleeren bezat hij niets dan eenige gescheurde lompen, en om zich te beschutten tegen de felle koude en zelfs om de zedigheid niet te kwetsen, zag hij zich verplicht eenige kleedingstukken te bedelen. Hij ging van hut tot hut, doch werd overal afgewezen onder spot en hoon, tot ten laatste een Hollander, die zich toevallig daar bevond voor zijn handel, door medelijden bewogen, hem behoorlijke kleeding verschafte.

Om zooveel mogelijk voordeel van hem te trekken, werd hem opgedragen een armen zieke te verzorgen, wiens lichaam èèn en al wonde was. De kwade reuk, welken de zieke verspreidde en de walging die hij opwekte, was oorzaak dat iedereen zich op een afstand hield en een ieder hem aan zijn lot overliet. Pater Jogues verpleegde den zieke met de grootste toewijding en toen hij in hem herkende den man, die hem zijn nagels had uitgerukt, verdubbelde zijn ijver en liefde in het verplegen van den zieke.

Deze, hun onbekende, toewijding en het voorbeeldig leven van den missionaris wekten langzamerhand achting en bewondering in die barbaarsche gemoederen. Zij brachten verzachting in zijn toestand en stonden hem meer vrijheid toe; niet alleen mocht hij vrij door het dorp gaan, doch zelfs de omliggende gehuchten bezoeken. Pater Jogues maakte hiervan gebruik, om overal waar zulks mogelijk was, onderricht te geven in het geloof. Hij begon met eenige natuurverschijnselen te verklaren, zooals de oorzaak van ebbe en vloed, de verschillende schijngestalten der maan, of de aarde ophield bij den horizon, of het gewelf des hemels een groote vaste koepel was, enz., en vond bij die onontwikkelde heidenen veel belangstelling. Daarna leerde hij hun, dat God, dat alles gemaakt had en dat God de Vader zijn Zoon had gezonden op aarde, die ook voor hen mensch geworden en gestorven was. De Irokeezen vonden die leer wel