zijne ziekte zóó te dragen, dat hem geen enkele klacht ontviel.
Maar P. Verbraak beminde ook zijn naaste. Zijne naastenliefde was spreekwoordelijk. Hij was «de goede Pastoor Verbraak».
Wanneer ik hier over zijn naastenliefde zou uitweiden, zouden misschien velen uwer bij zich zelven zeggen: spreek daar maar niet over. Pastoor, dat weten wij beter dan Gij, wij hebben het zelf gezien, zelf ondervonden. Daarom zwijg ik daarover.
Die goedheid zijns harten ging zelfs zoover, dat Inlandsche soldaten, die geen begrip hadden van Christelijke naastenliefde, hem aanzagen voor een krankzinnige, voor een Ja, het was ook eene dwaasheid soms, maar de dwaasheid waarvan de Apostel Paulus zegt, dat zij de wijsheid der wereld te schande maakt. Het was de navolging van de dwaasheid zijns Goddelijken Meesters, Wiens kruis, dat ons verlossing bracht, den Heidenen een dwaasheid was.
Evenals zijn Goddelijk toonbeeld offerde zich zelven op en werd alles voor allen.
En in zekere mate mogen wij op P. Verlmaak toepassen wat van Jezus werd gezegd: transiit benefaciendo, hij ging weldoende rond. Zoo beminde P. Verbraak zijn evenmensch. Was het dan wonder, dat hij op zijn beurt door hen werd bemind ? Ja hij werd bemind door die boven hem stonden, door zijne gelijken en door zijne minderen. Zijne meerderen gaven blijk van hunne liefde door de eereteekenen, die zijne borst versierden; zijne gelijken door hunne hoogachting zonder jaloezie; zijne minderen vooral door hunne gehechtheid en aanhankelijkheid. P. Verbraak was algemeen bemind in het leger. Ziet gij daar op zijne lijkkist dien kostbaren gouden kelk ? Dat is het stoffelijk bewijs van die liefde ; want die kelk is een geschenk van geheel het N. I. Leger hem in 1899 aangeboden. leder wilde daartoe bijdragen, van den legercommandant af tot den geringsten fuselier. Zoo bemind was P. Verbraak bij de menschen. Ik geloof inderdaad, dat P. Verbraak enkel vrienden en geen vijand had.
Hij was bemind bij God en bij de menschen en daarom zal zijne nagedachtenis in zegening zijn. Ja, moge zijne nagedachtenis bij ons in zegening blijven!
Dat is mijn hartewensch ; maar dat kan alleen geschieden,