uw hart en uwen naaste gelijk U zelven; in deze twee geboden hangt de geheele wet en de Profeten! Welnu, Pastoor Verbraak heeft inderdaad die twee geboden van liefde tot God en den naaste op uitstekende wijze onderhouden. Zijne liefde tot God blijkt uit de gestrenge en zorgvuldige plichtsbetrachting, waarvoor hij bekend stond. ledereen noemde P. Verbraak een man van plicht. Er zijn onder U zoovelen, die van nabij hebben gezien, hoe hij zijn plicht opvatte en vervulde op de eenvoudigste wijze, zonder ophef, zonder vertoon, maar ook zonder zich te sparen. Of hij dien plicht vervullen moest onder een kogelregen of bij een besmettelijk ziekbed, hij vroeg er niet naar. Hij vervulde dien plicht eenvoudig omdat hij God beminde. God, Die zich niet in edelmoedigheid laat overtreffen, beminde hem ook en gaf hem tevredenheid des harten, tevredenheid met alles, een lang leven en een gelukkigen ouderdom. Het zou mij te ver voeren indien ik dit alles uitvoerig wilde uiteenzetten. Dat is echter niet noodig, wijl velen uwer Pastoor Verbraak beter en langer gekend hebben dan ik. Die getrouwe plichtsbetrachting heeft hij volgehouden tot aan zijn laatsten snik. Wilt gij daarvan een bewijs ?

’t Is ongeveer drie weken geleden. Ik zag dat zijne krachten afnamen en zeide tot hem : ~Pastoor, ik zie, dat Gij nog geregeld uwe getijden bidt, dat is te moeielijk voor U, dat vraagt de goede God niet meer van U. Spaar uwe krachten liever, opdat Gij nog wat voor Hem kunt leven”. En wat antwoordde de brave priester ? „Och, laat mij dat nog blijven doen, dat is mijn eenige en laatste troost”. Gij begrijpt, dat ik den moed niet had aan te dringen, ik liet hem dien troost. Nog een ander staaltje van zijne stiptheid.

Een maand geleden heeft P. Verbraak zijne laatste H. Mis gelezen, ’t Ging moeielijk, maar hij deed het. Toen werd hem aangeraden zijne kamer te houden, omdat het niet goed meer ging. Hij luisterde naar dien raad; maar op Zondagen en feestdagen liet hij zich voor het venster dragen van eene kamer, die het dichtst bij de kerk gelegen was, om zijn goeden wil te toonen, te doen wat hij kon en des te dichter te zijn bij het offer, dat daar ook voor hem werd opgedragen. Zoo beminde P. Verbraak zijn God. En Hij, die gezegd heeft: «Ego diligentes me diligo: Ik bemin degenen, die Mij liefhebben», Hij gaf den zwakken grijsaard troost en kracht om