gewonen kring te gaan en wat verder onze wieken uit te slaan. Wat inderdaad wel noodig is! Java is zoo groot! Onze leerlingen, Christenen, worden zoo her- en derwaarts verspreid als ze in betrekking gaan of als onderwijzer geplaatst worden. En als ze het geluk hebben eenige hunner familieleden te doopen of althans tot ’t Christendom over te halen, wat wel van tijd tot tijd gebeurt, maar voor ’t hart van den missionaris nog veel te weinig dan dienen die nieuwe schaapjes toch weer eens bezocht te worden en gesterkt in hun gelukkige keuze en wat. nader onderricht in de schoone geheimen van hun heilig geloof. Nu kunnen we dit, buiten de vacantie, slechts doen binnen een betrekkelijk zeer beperkten kring. Maar tijdens de vacantie kunnen we onze schade inhalen.

Zoo trok ik er dan op uit.

Eerst ging per tram en spoor naar Klaten.

Daar wonen een 40-tal onzer leerlingen, ’t Is een aardig plaatsje met beste menschen. Er staat een klein kerkje, waar de Z.E. Pastoor van Ambarawa eiken vijfden Zondag van de maand de H. Mis komt opdragen.

Als gij nu maar even nadenkt, dan ziet ge, dat het nog al eens gebeuren kan, dat er een maandje, of zelfs meer, voorbijgaat, zonder dat de Klatenners het geluk mogen hebben, hun Pastoor in hun midden te zien. Dan zijn ze aangewezen op Solo of Djokja, eventjes twee of drie uur per spoor!

En toch, hun Pastoor kan er ook niet veel aan doen, hoe gaarne hij het zou willen. De goede man kan zelfs in zijn eigen parochiekerk te Ambarawa maar tweemaal per maand den Zondag doorbrengen. De andere Zondagen moet hij naar Salatiga en naar Solo. En daar zijn nu eenmaal meer Katholieken dan te Klaten. Wat dus het zwaarste is, moet het zwaarst wegen. Ook hier is ten slotte de oorlog de schuld van dit te kort. Intusschen zaten daar onze goede jongens te Klaten Zondag aan Zondag zonder H. Mis. En zoo was er dus alles voor, hen midden onder de vacantie eens te gaan bezoeken en hun gelegenheid te geven weer eens te biechten, de H. Mis bij te wonen en de H. Communie te ontvangen.

Mijne toezegging dat ik zou komen, was dan ook met vreugde ontvangen. En toen ik nu op den afgesproken JVlaandagavond het station van Klaten binnenstoomde, stond er een heele groep,' wel een twintigtal, gereed om me af te halen.