geesten. Arme kinderen! Dierbare lezeres of lezer, vergeet die armen niet in uw gebeden.
Den volgenden morgen vroeg begaf ik me weer naar het dorp. O wat zijn ze nu gelukkig, dat de toewan weer daar is! Zij hebben zijn troost zoo noodig: de kleine is niet méér. Arme ouders, mijn woord kan u nauwelijks troosten, maar ofschoon ik innig deelneem in uw smart, is mijn hart toch zoo blij : er is een ziel meer in den hemel, uw kleine Rika jubelt nu in de rei der engelen en bidt daar voor u.
Nu volgt een ander werk. Het kleine meisje was gedoopt, dus christin ; en ik verlangde dat het ook zou rusten in de schaduw van een kruis op ons christen-kerkhof. Maar ... hier komt de moeielijkheid! Voor deze zaak heb ik noodig de toestemming van het hoofd der familie. Ik begeef mij dus naar den vader van den man, om diens toestemming te vragen. «Neen toewan, mboten kénging, ’t gaat niet!> «Maar waarom niet?» «Och, toewan, het kindje is nog zoo klein, het moet maar gewoon op óns kerkhof begraven worden.» «Maar, grootvader, het is nu christin, het past dus, dat het hij de christenen slaapt.» Zoo blijven we een paar uur redeneeren gevoel tegen gevoel. Eindelijk, als ik hem duidelijk maak, dat het toch zoo aangenaam en zoet zal zijn aan het gemoed van den toewan bezwijkt hij ; en ik ben weer blij, voor een klein christenkindje de laatste rustplaats op gewijde aarde bereid te hebben. Zoete troost, welke het hart van den missionaris, die loopt en zwoegt om zielen te winnen, zijn moeite en zweet doet vergeten, doet liefhebben. ... En in mijn blijheid wilde ik niet, dat deze kleine engel Gods zoo maar in een wit kleed gewikkeld in het naakte graf werd neergelegd (de gewone wijze, waarop de Javanen hun dooden begraven), maar bezorgde het lieve lijkje een kistje.
Na alles in orde gebracht te hebben, keer ik naar huis terug. Een neefje van mijn kleine overledene was intern bij ons op school. Ik roep hem: «Soegijana, kom eens hier!» Met zijn rond, gul, vroolijk gezichtje komt hij naar mij toegesprongen. «Wat is er toewan?» «Je hebt gisteren-avond een klein nichtje gekregen.» Hé! en zijn oprechte oogen glanzen- «Ja! en gisterenavond is het ook gedoopt ... en het heet Rika, net als mijn zuster !» Nog duidelijker teekent zich de blijheid in zijn stralende oogen. _ «Maar, Soegijana, de kleine was zeer